Die folgenden Links führen aus den jeweiligen lokalen Bibliotheken zum Volltext:
Alternativ können Sie versuchen, selbst über Ihren lokalen Bibliothekskatalog auf das gewünschte Dokument zuzugreifen.
Bei Zugriffsproblemen kontaktieren Sie uns gern.
Dit boek behandelt een vergeten pagina uit de Nederlandse geschiedenis. Baron Andries van Pallandt van Eerde is afkomstig uit Ommen-Overijssel. Als lid van de delegatie die in 1803 het nieuwe bestuur in de Kaapkolonie vorm moet gaan geven komt hij tot het inzicht dat er een groot verschil is tussen hetgeen de plannenmakers in Nederland hadden bedacht en de werkelijkheid aldaar. Deze discrepantie geeft hij vorm in een brochure 'Remarques générales sur le Cap de bonne Espérance', die hij op eigen kosten laat drukken. Het bestuur in de kaap is 'not amused' en dwingt hem publiekelijk afstand te nemen van zijn stellingname en alle gedrukte exemplaren in te leveren. Teleurgesteld neemt hij zijn ontslag en keert terug naar Nederland. Tot overmaat van ramp wordt het schip waarop hij zich bevindt gekaapt en wordt hij gevankelijk naar Guernsey gebracht, waar hij de gebruikelijke procedures moet ondergaan. Zijn belevenissen, zowel tijdens de lange zeereis als tijdens zijn periode in de Kaap en op het kapereiland Guernsey, heeft Andries uitgebreid beschreven in een dagboek van 240 pagina's handgeschreven Franse tekst, nu hertaald door Siem van Eeten
In: Theologie Ost-West 9
The ethical distress of the (post)modern world stimulates and directs us to reflect our ethical and cultural grounds. Man is a transcendent being. He cannot reach or put in order immediate goods he needs if he is not prepared to acknowledge the grounds of his person and develop the virtues of prudence, love, hope, faith, wisdom, justice, courage, temperance etc. These are ethical questions concerning different worldviews and cannot be solved only by scientific methods. Many people who in the past did not care for religion as such, now take seriously religious personal and societal aspects of humane life. The fundamental crucial questions of man are ethical questions. They are in various ways related or perplexed with the question of faith and of science.
In: Res publica: politiek-wetenschappelijk tijdschrift van de Lage Landen ; driemaandelijks tijdschrift, Band 54, Heft 3, S. 371-382
ISSN: 0486-4700
Hans Daudt proposed a decade ago no uncertain terms that the Netherlands cannot be considered a representative democracy. The system does not fails to adequately account for the needs of the citizens and hopes to turn it into policy. In the Netherlands immediately falls in such consideration also the word 'regents' to denote an elite alienated from the society it is supposed to represent and serve. The Dutch debate about whether democracy and its institutions are not ready for a makeover, is only an example of a widespread debate among politicians, political commentators and political scientists which searches for the causes of the imperfect functioning of democracy and to remedies before. Very often stands the question whether the representative institutions do belong to accomplish their task. Repeatedly show that the fact that survey research institutions - parties, parliament, government - those least trusted by the citizens. Adapted from the source document.
In: Res publica: politiek-wetenschappelijk tijdschrift van de Lage Landen ; driemaandelijks tijdschrift, Band 48, Heft 2-3, S. 243-296
ISSN: 0486-4700
In: Acta politica: AP ; international journal of political science ; official journal of the Dutch Political Science Association (Nederlandse Kring voor Wetenschap der Politiek), Band 14, Heft 4, S. 433-478
ISSN: 0001-6810
The question is examined of what personal income distribution will be brought about by the institutions of a political democracy, assuming these institutions have the power to determine this. It has been assumed that an egalitarian income distribution would result. The ideas of Hans van den Doel (Democracy and Welfare Economics, Cambridge, 1979) offer an alternative model. The majority of individuals would not seek radical leveling down of incomes for several reasons: concern for economic growth & employment, & the hope of the poor to become rich. Also, if a majority sought radical leveling down, & the measures were not rigorously enforced, a Prisoner's Dilemma would result for each individual; but if they were rigorously enforced, a situation of collective intransitivity would emerge, making the decision subject to cycling. Resolution of this problem would likely leave median income voters in a strong position that they could use to benefit themselves at the expense of the poor. These findings are consistent with the finding of R. W. Jackman (Politics and Social Equality: A Comparative Analysis, New York, 1975) that political equality does not play an important role in increasing equality of material rewards. 4 Tables, 5 Figures. Modified HA.
In 2019 al besliste de Europese regelgever dat er binnen de Europese Unie een minimumbescherming moest komen voor klokkenluiders/personen die inbreuken op bepaalde regelgeving melden. EU-lidstaten werden verondersteld de richtlijn hierover om te zetten in nationaal recht tegen uiterlijk 17 december 2021. De Belgische wetgever deed dit uiteindelijk voor de private sector met de wet van 28 november 2022 betreffende de bescherming van melders van inbreuken op het Unie- of nationale recht vastgesteld binnen een juridische entiteit in de private sector.00Met deze publicatie hopen de auteurs deze nieuwe regelgeving bevattelijk te maken. Niet alleen door ze juridisch te analyseren voor de publieke en private sector, maar ook door te leren van de bestaande ervaringen in de Belgische publieke sector en andere wereldwijde "best practices". Tegelijk willen de auteurs praktische handvaten aanreiken om van de implementatie van klokkenluidersregelingen in organisaties niet alleen een juridisch, maar ook een organisatorisch succes te maken. In onze alsmaar transparanter wordende samenleving kunnen klokkenluiders immers een belangrijke motor zijn voor maatschappelijke verandering en (duurzame) meerwaardecreatie
In: Criminological studies series
"Els Enhus doceerde decennialang in de Criminologische Wetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel en vormde generaties kritische academici en professionals door inspirerende colleges. Els Enhus heeft zich nooit laten vastpinnen op een 'academische postzegel'. Zoals de verschillende bijdragen in dit boek duidelijk illustreren, zit haar rijk gevulde academische carrière als sociologe en criminologe vol beweging en bestrijkt die uiteenlopende domeinen en onderwerpen. Haar wetenschappelijke belangstelling reikt van de culturele criminologie en de wereld van politie, veiligheid en preventie tot de uitdagingen en criminaliteitsfenomenen van de grootstad. De vakgroep Criminologie en de onderzoeksgroep Crime and Society van de Vrije Universiteit Brussel willen, samen met vooraanstaande externe collega's, Els ter gelegenheid van haar emeritaat huldigen met een verzamelwerk. De professionele weg met zijn mijlpalen en zijn successen vormt slechts één aspect van de academica. Als mens combineren we in een loopbaan meerdere rollen. We willen precies ook dat eren. Dit boek is opgevat als een bijzondere verzameling academische reflecties en meer persoonlijke bijdragen, waarbij we hopen een beeld te schetsen van de verschillende passies van Els, als bijzondere wetenschapster, als bevlogen docente en als geëngageerde collega." -- Achterzijde omslag
Natuur- en milieueducatie kent een lange traditie. In dit boek brengen vier auteurs die traditie in beeld. Ze verhalen over verleden, heden en toekomst, en reflecteren op bestuur en beleid, inhoud en organisatie. Natuur- en milieueducatie veranderde maar is deels hetzelfde gebleven.Vroeger leerde je op school buiten spelen, rollen door het gras, kleine beestjes vangen, schooltuintjes harken, honing proeven, slootje springen, les krijgen van de schoolbioloog. Natuur hoorde erbij, natuur- en milieueducatie hoorde erbij. Toen en nu.Vandaag de dag is de schoolbioloog een duurzame duizendpoot. Een professional die op allerlei manieren jong en oud naar buiten brengt. Een betrokken persoon die je meer bijbrengt over natuur en milieu en helpt om een duurzame levensstijl te ontwikkelen. Iemand van wie je buiten veel leert én met wie je buiten veel plezier beleeft.Veertien ervaringsdeskundigen vertellen in dit boek over hun eigen werk. Hun verhalen schetsen een sterk verbrede beroepspraktijk. Ze dagen uit om kritisch naar het eigen werk en de eigen organisatie te kijken.De auteurs hopen met dit boek de tongen los te maken. Ze willen inspireren en intrigeren, waarbij betrokkenheid de basis vormt. 'Van schoolbioloog tot duurzame duizendpoot' draagt bouwstenen aan voor een vitale organisatie van natuur- en milieueducatie. Het boek is bedoeld voor professionals, adviseurs, bestuurders en betrokken burgers.Er wordt regelmatig geschreven over NME-projecten, of over didaktiek van de NME, maar een boek over de ontwikkeling van het gehele werkveld en de wijze waarop het werkveld zich verhoudt tot het in opkomst zijnde 'leren voor duurzaamheid' was er nog niet. Dit boek geeft een diep inzicht in de grondslagen van NME en duurzaamheidseducatie zoals die de laatste decennia zijn ontwikkeld en nog steeds evolueren. Iedereen die beroepsmatig of vrijwillig met natuur-,
In: Zuidersma , J 2012 , ' Wederkerigheidspatronen in regionale samenwerkingsverbanden : een gedragstheoretische benadering ' , Doctor of Philosophy , University of Groningen , [S.l.] .
The trend that saw care, welfare and educational institutions being expected to collaborate at a local level began in the 1980s. This is now standard practice, with, for example, the implementation of the WMO (Social Support Act) or the Brede School (a network of provisions for children, parents and district with the school at its core), but Zuidersma noticed that this was still very much in its infancy fifteen years ago. She conducted research into local collaboration between care and educational institutions with a focus on Nursing and Care programmes. 'What was already conceived in 1980 was only introduced from 1997 onwards. In my research I discovered that there was great call for collaboration but that very little was known about how this should take shape and which attitudes should be fostered to achieve a concrete result.' Success factors Questionnaires and observations of dozens of collaborating organizations helped Zuidersma come up with a number of critical success factors. First, the institutions involved need to be aware that their partnership is not an organization in itself but a network with a specific goal. This actually requires the different layers at the partner organizations to interact: for example, the manager of a care institution speaking directly with a teacher at a school. Together with this multilayered aspect, Zuidersma introduces the term of reciprocity, in which not the status of the organization is the main focus but, for example, the interest of students or patients. Over the course of time the organizations should sense where this joint interest lies and none of them should dictate the agenda. They must be able to grow together. This is crucial to the success of a project. 'I noticed that the parties involved generally collaborate well, but that if things are proceeding less smoothly the organizations stake out their positions, making effective consultation more difficult.' Two other factors that Zuidersma distinguishes are that the collaboration has a long-term perspective and that those working in such a partnership are accessible, both physically and digitally. Measuring instrument On the basis of her research Zuidersma can provide a method which organizations working in different social fields can use to structure their partnership. This includes a measuring instrument that makes it clear whether objectives are being achieved and an observation method that determines whether difficult discussions involving divergent interests are actually effective. It is also a good test for checking whether collaboration is worthwhile at all, says Zuidersma. 'I hope that my thesis will communicate the message that one can look at these conditions and say with certainty: we will not opt for collaboration at present. Organizations must look very critically at whether they have a joint objective; otherwise they should not even begin. You should never collaborate for the sake of collaborating.'
BASE
Natuur- en milieueducatie kent een lange traditie. In dit boek brengen vier auteurs die traditie in beeld. Ze verhalen over verleden, heden en toekomst, en reflecteren op bestuur en beleid, inhoud en organisatie. Natuur- en milieueducatie veranderde maar is deels hetzelfde gebleven. Vroeger leerde je op school buiten spelen, rollen door het gras, kleine beestjes vangen, schooltuintjes harken, honing proeven, slootje springen, les krijgen van de schoolbioloog. Natuur hoorde erbij, natuur- en milieueducatie hoorde erbij. Toen en nu. Vandaag de dag is de schoolbioloog een duurzame duizendpoot. Een professional die op allerlei manieren jong en oud naar buiten brengt. Een betrokken persoon die je meer bijbrengt over natuur en milieu en helpt om een duurzame levensstijl te ontwikkelen. Iemand van wie je buiten veel leert én met wie je buiten veel plezier beleeft. Veertien ervaringsdeskundigen vertellen in dit boek over hun eigen werk. Hun verhalen schetsen een sterk verbrede beroepspraktijk. Ze dagen uit om kritisch naar het eigen werk en de eigen organisatie te kijken. De auteurs hopen met dit boek de tongen los te maken. Ze willen inspireren en intrigeren, waarbij betrokkenheid de basis vormt. 'Van schoolbioloog tot duurzame duizendpoot' draagt bouwstenen aan voor een vitale organisatie van natuur- en milieueducatie. Het boek is bedoeld voor professionals, adviseurs, bestuurders en betrokken burgers. Er wordt regelmatig geschreven over NME-projecten, of over didaktiek van de NME, maar een boek over de ontwikkeling van het gehele werkveld en de wijze waarop het werkveld zich verhoudt tot het in opkomst zijnde 'leren voor duurzaamheid' was er nog niet. Dit boek geeft een diep inzicht in de grondslagen van NME en duurzaamheidseducatie zoals die de laatste decennia zijn ontwikkeld en nog steeds evolueren. Iedereen die beroepsmatig of vrijwillig met natuur-, milieu- en duurzaamheids-educatie bezig is kan baat hebben bij het lezen van dit belangrijke boek. Maar ook opdrachtgevers en bestuurders zouden het boek kunnen gebruiken om vanuit een heldere visie sturing te geven aan NME en leren voor duurzaamheid. Prof. Dr Ir Arjen Wals, Hoogleraar Transformatief Leren voor Sociaal-ecologische Duurzaamheid/Unesco Chair, Wageningen Universiteit