The quality of political decision making: information and motivation
In: Tinbergen Institute research series 359
942 Ergebnisse
Sortierung:
In: Tinbergen Institute research series 359
In: Res publica: politiek-wetenschappelijk tijdschrift van de Lage Landen ; driemaandelijks tijdschrift, Band 43, Heft 1, S. 171-192
ISSN: 0486-4700
This article deals with the consequences of an increased number of levels of political decision making on the way in which political careers are built. In the traditional bottom-up perspective, political careers started at the municipal level. The best were chosen to represent the party in regional assemblies, first, & eventually in the national parliament. In this perspective, a mandate of Member of European Parliament was the highest obtainable office. Evidence from the 1979-99 period shows that the importance of local political experience in recruiting MPs is decreasing. However, the Belgian figure remains high in comparative perspective: in 1999 no fewer than 70% of the members of the federal House of Representatives & of the regional Flemish Parliament had previously been local councillors. Moreover, still 60% combine a mandate as local councillor with their parliamentary mandate. Only a limited number of previously regional Flemish MPs became federal MPs in 1999, so that one could not speak of frequent level hopping, or of a hierarchy among these offices. 8 Tables, 2 Figures. Adapted from the source document.
In: Tinbergen Institute research series 329
In: Research series
In: Res publica: politiek-wetenschappelijk tijdschrift van de Lage Landen ; driemaandelijks tijdschrift, Band 37, Heft 1, S. 93-108
ISSN: 0486-4700
In: https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/355278
The standard picture of public governance in the Dutch Republic (1579-1795) is one of consultation with multiple stakeholders, peaceful negotiations with representatives from a range of governmental institutions, and agreements and compromise. This picture has been the subject of much debate among historians and other scholars. One question concerns the extent to which this kind of governance evolved from the traditional practices of water authorities, as these institutions emerged very early, at the end of the thirteenth century. A further question is whether it is correct to assume that these peaceful negotiations did in fact involve participation by a wide range of societal stakeholders. This book contributes to this debate by presenting the results of new research into the development of governance by water authorities prior to 1800. In the late Middle Ages and Early Modern period, these institutions changed as a result of ecological, socio-economic and political developments. The central question is how these developments affected the evolution of and governance within the water authorities. The research focuses on two inter-local water authorities: first, the water authority of the Bunschoten Veen and Velden dikes in the Province of Utrecht; and second, the water authority of Mastenbroek polder in the Province of Overijssel. How were landholders represented in such authorities, and what was the relationship between developments in representation and participation in decision-making? The positions and backgrounds of the board members of these two water authorities were investigated, as well as the process of decision-making. The theoretical framework was provided by theories of consociationalism (Lijphart 1968 and Putnam 1993), in which peaceful governance is defined in terms of consensus politics or politics of accommodation. A set of criteria was formulated to assess the occurrence of participative decision-making by stakeholders. These criteria were tested against the discussions and decisions found in ...
BASE
In: Res publica: politiek-wetenschappelijk tijdschrift van de Lage Landen ; driemaandelijks tijdschrift, Band 23, Heft 1, S. 53-107
ISSN: 0486-4700
The politicization of Belgian political parties since WWII has resulted in what is termed a "particracy," ie, a parliamentary democracy wherein party structures dominate the political decision-making process. The gradual institutionalization of party patronage within the parliament, ministerial cabinets, public administration, the judiciary, & mass media is discussed, examining mechanisms of recruitment & policy articulation. The process of within-party candidate selection is also considered, focusing on the shift away from rank-&-file participation toward central decisions by local & national party leaders, with a concomitant restructuring of "party discipline." Historical bases of the current patronage system are briefly considered, noting the prewar politicization of magisterial posts & the shift from reliance on party newspapers to party control of broadcast media administrators. Modified HA.
In: Res publica: politiek-wetenschappelijk tijdschrift van de Lage Landen ; driemaandelijks tijdschrift, Band 47, Heft 1, S. 5-18
ISSN: 0486-4700
In: KWALON: Tijdschrift voor Kwalitatief Onderzoek, Band 16, Heft 3
ISSN: 1875-7324
Toen ik op het boek van Tessa Muncey stuitte, was ik meteen nieuwsgierig. In een tijd waarin antropologen, sociologen en andere onderzoekers in toenemende mate expliciet en doelgericht ervaringsdeskundigheid en persoonlijke ervaringen als professional en zorggebruikers in kwalitatief (hermeneutisch) onderzoek inzetten, lijkt een boek over hoe auto-etnografieën tot stand komen nuttig. Helemaal als een dergelijk boek inzicht geeft in hoe onderzoekers dilemma's kunnen hanteren die kleven aan het publiceren van auto-etnografische teksten. Waar moet je bijvoorbeeld op letten als je wilt voorkomen dat het publiek maken van je persoonlijke ervaringen later in je nadeel werkt? Het kan bijvoorbeeld tijdens een sollicitatiegesprek tegen je werken als je eerder in een auto-etnografische tekst bekend hebt gemaakt tot een gestigmatiseerde groep te behoren.Anders dan de titel, inhoudsopgave en de tekst op de achterflap van Munceys boek doen vermoeden, biedt Creating autoethnographies geen blauwdruk voor hoe onderzoekers met dilemma's inherent aan de auto-etnografische methode – waaronder het persoonlijke met naam en toenaam publiek maken – het beste kunnen omgaan. Bij lezing blijkt Muncey het laatste ook niet na te streven, ze wil vooral inzicht geven in het proces van het creëren van auto-etnografische teksten en welke meerwaarde dit creatieve proces heeft voor de onderzoeker en de wetenschap.Concreet gaat Muncey in de eerste vijf hoofdstukken in op hoe ze zelf als onderzoeker met een achtergrond in de psychologie en vrouwenstudies ertoe is gekomen om de auto-etnografische methode te gebruiken, hoe verschillende vormen van auto-etnografie gedefinieerd worden door diverse auteurs, en hoe een deel van haar eigen etnografische teksten tot stand kwam en ontvangen werd door collega-onderzoekers en -zorgverleners.Bij de bespreking van verschillende definities van respectievelijk analytische, performatieve en evocatieve auto-etnografie geeft Muncey helaas niet aan welke benadering of definitie haar voorkeur heeft, waardoor onduidelijk blijft wat ze zelf precies verstaat onder de verschillende vormen van auto-etnografie. Wel geeft ze aan dat bij de evocatieve en performatieve etnografie meer de nadruk ligt op de beschrijvende en expressieve functie van etnografieën, terwijl bij analytische etnografieën meer de nadruk ligt op de verklarende, theorievormende functie.Terwijl in de eerste vijf hoofdstukken de ervaringen van Muncey zelf centraal staan, gaat het in de laatste twee hoofdstukken om het auto-etnografische proces van twee andere personen. Hoofdstuk 6 geeft het auto-etnografische proces weer van een studente van Muncey die haar eigen ervaringen als ex-patiënt en als psychiatrisch verpleegkundige gebruikt in haar onderzoek onder mensen met verslavingsproblematiek. Zo bepalen haar ervaringen als ex-patiënt en haar kennis van de praktijk en procedures in de verslavingszorg hoe ze omgaat met haar patiënten. Door te benoemen hoe ze in de omgang met patiënten (haar) patiëntervaringen afweegt tegen de verwachtingen van collega's en de regels en procedures waaraan ze is gebonden als professional, geeft ze zicht op hoe lastig het kan zijn om het patiëntperspectief te integreren in het professioneel handelen van de verpleegkundige.Hoofdstuk 7 gaat over auto-etnografie en 'song writing'. Volgens Muncey bestaan er veel overeenkomsten tussen song writing en het schrijven van etnografische teksten. Auto-etnografie en song writing zijn beide geïnspireerd op persoonlijke levenservaringen, narrative inquiry en verschillende vormen van weten. Song writing en auto-etnografie zijn zowel evocatief als verklarend van karakter. Beide geven uitdrukking aan verhalen die verteld willen worden en laten tegelijkertijd zien hoe theorie – in de ruime betekenis van het woord – zich verhoudt tot de alledaagse ervaringen van concrete mensen.Het boek leest vrij gemakkelijk weg, maar komt soms fragmentarisch over. Zo gaat Muncey op heel veel verschillende elementen in die raken aan auto-etnografie als methode, maar is het mij als lezer niet altijd duidelijk hoe de verschillende aspecten van haar betoog met elkaar samenhangen. Het laatste zorgt ervoor dat het lastig is om te achterhalen wat Muncey het belangrijkste acht als het gaat om het creëren van auto-etnografieën. Wat ook niet helpt, is dat zij soms wel erg kort van stof is; aan de ethische aspecten besteedt zij bijvoorbeeld slechts twee paragrafen. Muncey compenseert haar beknoptheid deels door aan het einde van elk hoofdstuk literatuursuggesties te doen voor verdere verdieping. Verder gaat zij vooral in op het creëren van evocatieve en performatieve auto-etnografie en minder op de analytische auto-etnografie die populair is onder antropologen. Daarbij besteedt ze relatief veel aandacht aan het schrijven van auto-etnografische teksten als creatief proces. Het laatste is naar mijn mening vooral nuttig als een procesbeschrijving inzicht geeft in hoe persoonlijke ervaringen samenhangen met (wetenschappelijke) inzichten. Muncey verbindt echter lang niet altijd persoonlijke ervaringen aan inzichten. Ze geeft in plaats daarvan meer 'how to'-informatie. Zo gaat Muncey gedetailleerd in op oefeningen om het geheugen en de creativiteit te stimuleren tijdens het schrijfproces. Als auteur van vooral analytische auto-etnografische stukken heb ik minder met deze oefeningen. Kwalitatief onderzoek vraagt niet noodzakelijkerwijs minder creativiteit dan het creëren van auto-etnografieën. Verder zijn geheugenoefeningen natuurlijk nuttig, maar als je als (auto-)etnograaf kunt terugvallen op dagboeken hoeft het wispelturige geheugen geen onoverkomelijk probleem te zijn.Wellicht het meest in het oog springend aan het boek van Muncey is dat ze meer vragen oproept dan dat ze beantwoordt. Zo beschrijft Muncey hoe sommige zorgprofessionals haar voor leugenaarster uitmaakten toen ze haar verhaal deelde over haar ervaringen als tienermoeder. Ze werd voor leugenaarster uitgemaakt omdat haar eigen ervaringen afweken van de dominante, wetenschappelijke discoursen over tienermoederschap. Ook vertelt ze dat referenten haar ervan beschuldigden overmatig te zwelgen in haar eigen ervaringen. Het belangrijkste, wat ze met deze negatieve reacties heeft gedaan, vertelt ze echter niet.Bij het verslag van negatieve ervaringen vroeg ik me af in hoeverre de negatieve reacties die zij kreeg, terug te voeren zijn op de specifieke, wetenschappelijke context waarbinnen zij opereert. Het ligt immers voor de hand dat de auto-etnografische methode meer weerstand oproept binnen de psychologie, die voor een belangrijk deel gestoeld is op een positivistisch wetenschapsparadigma, dan bijvoorbeeld de antropologie de 'thuis'-discipline van auto-etnografie. Ook vroeg ik me af of Munceys evocatieve manier van auto-etnografie bedrijven niet meer weerstand oproept dan bijvoorbeeld de analytische auto-etnografie die in haar streven meer aansluit bij mainstream-onderzoeksmethoden. Muncey legt echter niet expliciet een verband tussen de academische context waarbinnen ze werkt en de vorm van auto-etnografie die ze bedrijft enerzijds en hoe haar auto-etnografische teksten door collega's ontvangen worden anderzijds.Ten slotte geeft de auteur geen concrete handvatten hoe auto-etnografen het beste kunnen omgaan met negatieve reacties van derden. Ze beperkt zich tot de opmerking dat onderzoekers voorbereid moeten zijn op negatieve reacties van toehoorders, lezers of referenten. Ook gaat ze niet in op hoe de auto-etnografische methode gecombineerd kan worden met andere vormen van onderzoek, terwijl in mijn ervaring dat uitstekend kan en bovendien ook kan helpen bij het wegnemen van bezwaren van derden.Hiermee is uiteraard niet gezegd dat (aspirant-)auto-etnografen niets kunnen leren van Munceys visie en werkwijze als het gaat om het relevant maken van persoonlijke ervaringen in onderzoek. Munceys boek kan helpen bij het selecteren van een vorm van auto-etnografie die het beste past bij de onderzoeksdoelen en het karakter van de auto-etnograaf. Ook kan het worden gebruikt bij het denken over de validiteit en betrouwbaarheid van auto-etnografie als methode én om te reflecteren op de kwetsbaarheid van de auto-etnograaf en over de vervaging van de grenzen tussen onderzoeker en onderzochten die inherent is aan de auto-etnografische methode. De kracht van auto-etnografie als methode ligt er immers niet alleen in dat ze inzicht kan verschaffen in de doorwerking van gebeurtenissen, maatregelen, wetgeving, normen en waarden in concrete levens, maar ook in het inzicht dat zij verschaft in de totstandkoming van onderzoeksresultaten en conclusies.
In: Acta politica: AP ; international journal of political science ; official journal of the Dutch Political Science Association (Nederlandse Kring voor Wetenschap der Politiek), Band 23, Heft 3, S. 275-309
ISSN: 0001-6810
Rational-choice theory is the economic study of nonmarket decision making. The methodology of rational-choice is that of economics: methodological individualism, rationality, & Pareto efficiency. Rational-choice theory is a generic title for four different decision-making theories: collective action, public choice, social choice, & game theory. The distinction between these decision-making theories is the result of the development of the concept of rationality in classical & neoclassical economic theory. For nonmarket decisions (in contrast to market decisions), the economic criterion of Pareto efficiency is not attainable if individuals are behaving as rational utility maximizers. This is one of the main problems for rational-choice theory, described by the prisoner's dilemma game. Several solutions of this dilemma have been suggested, but none can be accepted as conclusive. It is asserted here that the methodological point of departure of rational-choice theory prohibits a solution for the dilemma, because the crux of the economic approach consists in the realization that it is impossible to attain the Pareto optimal. 3 Figures, 1 Schema, 48 References. Modified HA
De kennis over hoe menselijke keuzes gemaakt worden is de laatste jaren flink gegroeid. Vakgebieden als sociale psychologie en hersenwetenschap maken, zeker in Nederland, een grote bloei door. Het zeer toegankelijk geschreven boek Hoe mensen keuzen maken: de psychologie van het beslissen geeft in ruim 100 pagina's een uniek overzicht van de nieuwste sociaal-psychologische inzichten op dit gebied. In vier hoofdstukken worden de 'beperkingen' van het brein belicht: - Het irrationele brein. Mensen houden zich vaak niet aan de regels voor logische en rationele keuzes. Toch leidt dit soms zelfs tot nog betere beslissingen. - Het automatische brein. Onze keuzes worden bepaald door allerlei onbewuste factoren, en vaak weten we niet goed waarom we een bepaalde keuze hebben gemaakt. - Het willoze brein. Zijn we werkelijk vrij om te kiezen? Tegenwoordig beweert een aantal wetenschappers dat de vrije wil niet bestaat. Hebben zij gelijk? - Het sociale brein. Is de mens in hart en nieren een sociaal wezen dat werkelijk begaan is met andermans lot? Of betreft het slechts een dun laagje beschaving? In het laatste hoofdstuk wordt bekeken hoe Nederland eruit zou zien als beleidsmakers van deze bevindingen gebruik zouden maken bij het uitzetten van beleid. Hoe kunnen mensen worden verleid tot een gezondere levensstijl? Tot energiebesparend gedrag? Tot een verstandige financiële planning? En misschien kan het zelfs wat doen aan de chronische politieke ontevredenheid bij de mensen
In: Acta politica: AP ; international journal of political science ; official journal of the Dutch Political Science Association (Nederlandse Kring voor Wetenschap der Politiek), Band 24, Heft 2, S. 191-212
ISSN: 0001-6810
In political participation research it is widely assumed that it is irrelevant on whose behalf a protest action is used, as claimed in A. Marsh's "Exploration in Unorthodox Political Behavior: A Scale to Measure 'Protest Potential"' (European Journal of Political Research, 1974, 2, 107-129). To investigate this claim, interview data were obtained from Dutch adults (N = 34) from 10 cities in 5 provinces on the acceptability of specific political acts, the extent to which they held firm opinions, & the degree to which a specific act would be acceptable in relation to a certain issue. A cursory analysis of data would uphold the commonly held claim; however, closer examination reveals that just over 50% of the responses were made according to the usual expectations. The results indicate that different rules for making decisions are employed not only among different people, but also by the same individual, depending on the issue. 11 Tables, 7 Figures, 3 Graphs, 11 References. Modified HA
In: Res publica: politiek-wetenschappelijk tijdschrift van de Lage Landen ; driemaandelijks tijdschrift, Band 52, Heft 1, S. 130-132
ISSN: 0486-4700