Poverty and Social Security Transfers — Results for Seven Countries and Regions in the EC
In: Contributions to Economics; Income Inequality and Poverty in Eastern and Western Europe, S. 91-123
18 Ergebnisse
Sortierung:
In: Contributions to Economics; Income Inequality and Poverty in Eastern and Western Europe, S. 91-123
In: Tijdschrift voor Sociologie; Sociologische aspecten van de Europese eenmaking, Band 13, Heft 3-4
ISSN: 0777-883X
Dit artikel beoogt inzicht te verwerven in de doelmatigheids- en verdelingsresultaten van sociale zekerheidssystemen in Europa. Niet de juridische en institutionele verschalen tussen landen zijn aan de orde, maar wel de empirische impact van sociale zekerheidstransfers op de welvaartsituatie van huishoudens. Bron van data is de comparatieve studie naar armoede, inkomensverdeling en sociale zekerheid (EUROPASS) in zeven landen en regio's van de Europese Gemeenschap. Ondanks omvangrijke sociale middelen slaagt de Sociale Zekerheid er niet in om de bestaansonzekerheid volledig op te heffen. In de 'rijkere' landen, met name de Benelux, zijn sociale zekerheidstransfers weliswaar merkelijk effectiever en is de bestaansonzekerheid lager dan in de zgn. "armere" landen (lerland, Catalonië en Griekenland). Welvaartuitkomsten zijn resultant van de omvang der ingezette middelen, maar daarnaast spelen de behoeften (omvang van de pre-transfer bestaansonzekerheid), alsook de selectiviteit (mate dat middeleninzet gericht is op bestaansonzekerheid) een belangrijke rol. Het beperkt aantal landen geeft aan deze inzichten een indicatief karakter, die moeten getoetst worden op basis van verder onderzoek.
In: Tijdschrift voor Sociologie; Over hoger en lager, eender en anders in de samenleving, Band 12, Heft 3-4
ISSN: 0777-883X
Op basis van het Belgisch sociaal economisch panel, uitgevoerd in 1985 en 1988 door het Centrum voor Sociaal Beleid te Antwerpen, kan voor de eerste maal in België de duur en de dynamiek van de bestaansonzekerheid bestudeerd worden, wat het gebruikelijke beleid op enkele punten ingrijpend wijzigt. Het aantal langdurig bestaansonzekeren is veel geringer en bedraagt ongeveer de helft van het aantal geteld op één bepaald ogenblik. Het profiel van de langdurige armoede is globaal genomen, vrij vergelijkbaar met dit van de cross-sectionele armoede. Het longitudinaal perspectief benadrukt vooral de ernst van de situatie bij de werkloze gezinshoofden en de alleenstaande ouders en relativeert de hypothese van verjonging van de armoede. Verder blijken de gevolgen van negatieve transities in de tewerkstellingssituatie van het gezinshoofd groter te zijn dan de negatieve gezinstransities. Tenslotte worden deze resultaten in een ruimer Europees perspectief geplaatst. België neemt in vergelijking met de andere Europese landen, en zelfs in vergelijking met haar Benelux-partners, een gunstige positie in met een relatief klein aantal armen, een geringere graad van inkomensongelijkheid en een minder omvangrijke langdurige armoede.