Pierre Lardinois (1924-1987) was een invloedrijk politicus in de naoorlogse geschiedenis. Hij spande zich in voor de Europese integratie en stond mede aan de wieg van de intensieve landbouw zoals Nederland die vandaag de dag kent. Van 1952 tot 1977 was hij achtereenvolgens landbouwconsulent in Brabant, landbouwattaché in Londen, Kamerlid en Europarlementariër voor de KVP, minister van Landbouw, en Europees Landbouwcommissaris in Brussel. De laatste tien jaar van zijn werkzame leven was hij voorzitter van de hoofddirectie van de Rabobank. Tegen de achtergrond van zijn katholieke afkomst levert deze biografie verrassende inzichten op over Lardinois en over de oorsprong van het huidige landbouwbeleid in Europa
Margaret Staal-Kropholler (1891-1966) staat bekend als de eerste vrouwelijke architect van Nederland. Zij realiseerde als ongediplomeerd architect haar eerste werk in 1917. Minder bekend is dat in datzelfde jaar Grada Wolffensperger (1887-1965) als eerste vrouw haar universitaire studie bouwkunde voltooide aan de Technische Hogeschool in Delft. Tot 1945 voltooiden nog eens twintig vrouwen hun architectenopleiding. Waarom en hoe werden deze vrouwen architect, in een tijd waarin de vrouw geacht werd voor gezin en huishouden te zorgen? Hoe zag hun opleiding eruit en was het wel mogelijk om dit door mannen gedomineerde beroep uit te oefenen? 'Hulde aan onze kranige architecte!' beschrijft de opkomst van de vrouwelijke architecten. Het boek vormt met 21 biografieën een onmisbaar naslagwerk in een onderbelicht deel van de Nederlandse architectuurgeschiedenis
Since the passing of André Hazes he has become a more prominent figure in contemporary Dutch popular culture. - Sinds zijn overlijden is André Hazes een steeds prominenter fenomeen geworden binnen de hedendaagse populaire cultuur van Nederland. Achteraf blijkt het roemruchte afscheidsconcert André Bedankt, op 27 september 2004 in de Amsterdam ArenA, slechts de aftrap te zijn geweest voor een jarenlange opeenvolging van met Hazes verbonden culturele producties: biografieën, een standbeeld, herdenkingsconcerten, televisieprogramma's, een musical en binnenkort ook een speelfilm. De figuur André Hazes spreekt kennelijk wijd en zijd tot de verbeelding. Maar wat maakt Hazes zo aansprekend? Dit boekje probeert antwoord te geven op die vraag. Daarbij gaat het niet zozeer over 'de man Hazes' of zij n leven, maar over wat hier als 'het fenomeen Hazes' wordt aangeduid. Het fenomeen Hazes maakt een aantal bredere verschijnselen uit de hedendaagse Nederlandse samenleving zichtbaar, waarvan BN'er-cultuur, meezingcultuur, en herdenkingscultuur de meest bepalende zijn. Bovendien biedt Hazes een uitstekende illustratie van het belang dat tegenwoordig wordt gehecht aan 'echtheid' of 'authenticiteit', en de centrale plaats van emotie daarbij.
Tragic MonarchyThe simultaneous publication of the biographies of the first three kings of the Orange dynasty, William I (by Jeroen Koch), William II (by Jeroen van Zanten) and William III (by Dik van der Meulen), calls for a comparison between the biographers and their work, and even more so between the three Williams themselves. The biographies are critical: William I is characterised as active and decisive, but also as stubborn and authoritarian, William II is shown as liberal, but also as indecisive and corruptible, and William III as violent and unreliable. Along with their life stories, the trilogy provides a history of the royal function and analyses how it was adapted to the rapidly changing political and social context. Throughout this process the royal authority and competence diminished systematically. The gap between this reality and the Orange kings' aspirations turns them into tragic figures but makes their life stories attractive.Het gelijktijdig verschijnen van de biografieën van de eerste drie koningen van de Oranjedynastie, Willem I (door Jeroen Koch), Willem II (door Jeroen van Zanten) en Willem III (door Dik van der Meulen), noopt tot een vergelijking: tussen de biografen en hun werk, maar veel meer nog tussen de drie Willems. De biografen zijn kritisch: Willem I wordt geschetst als besluitvaardig, maar ook als eigenzinnig en autoritair, Willem II als liberaler, maar ook als twijfelzuchtig en chantabel, Willem III als gewelddadig en onbetrouwbaar. Het drieluik biedt ook een geschiedenis van het koningschap en laat zien hoe het zich aanpaste aan de snel veranderende politieke en maatschappelijke context en hoe de koninklijke macht daarbij stelselmatig werd ingeperkt. De kloof tussen hun ambities en de realiteit maakt hen stuk voor stuk tot tragische figuren en verleent hun levensverhalen spanning en aantrekkelijkheid.
My life as a feminist sociologist: or getting the man out of my head / Joan Acker -- On finding a feminist voice: emotion in a sociological life story / Barbara Laslett -- Looking back in anger?: re-remembering my sociological career / Evelyn Nakano Glenn -- Brandeis as a generative institution: critical perspectives, marginality, and feminism / Barrie Thorne -- Disloyal to the disciplines: a feminist trajectory in the borderlands / Judith Stacey -- Long and winding road / R.W. Connell -- Brave new sociology?: Elsie Clews Parsons and me / Desley Deacon -- Lesbian in academe / Susan Krieger -- Telling tales out of school: three short stories of a feminist sociologist / Sarah Fenstermaker -- Sisterhood as collaboration: building the Center for research on women at the University of Memphis / Lynn Weber, Elizabeth Higginbotham, and Bonnie Thornton Dill -- A second-generation story / Marjorie L. Devault
Zugriffsoptionen:
Die folgenden Links führen aus den jeweiligen lokalen Bibliotheken zum Volltext:
Zusammenfassung: Er bestaan verschillende biografieën over Erich Ludendorff. Ze hebben gemeenschappelijk dat ze stoppen bij het jaar 1918, het einde van de Eerste Wereldoorlog. Dit is onterecht. Ludendorff ontwikkelde zich gedurende de piek van zijn lange carrière, tussen 1915 en grofweg 1925, tot de sterkste man op 'rechts'. Dus ook de jaren na de oorlog waren van groot belang. Hij was niet alleen een belangrijke veldheer die met Paul von Hindenburg het opperbevel voerde dat Duitsland militair de facto leidde na het ontslag van generaal Von Falkenhayn, maar hij was ook de belangrijkste intrigant tegen de Republiek van Weimar na de Eerste Wereldoorlog. Hij werkte direct samen met de moordenaars van Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, hij stond dicht bij de moordenaars op Walter Rathenau, hij was voorman in twee staatsgreeppogingen, de Kapp-putsch en de Feldherrnhalleputsch en hij pacteerde bijna opnieuw, ditmaal tegen Hitler, in 1935. Ludendorff was tevens uitgever en verspreider van smaadschriften van ongekende felheid, zoals de Protocollen van de wijzen van Sion, waarmee hij het humus schiep waaruit de holocaust kon ontstaan en bovendien was hij een ongekende complotdenker. Hij onderhandelde al in de beruchte Wannseevila met de Duitse regering 17 jaar voordat daar tot de 'Endlösung' besloten werd, en in zijn huis werd de fataalste vriendschap van de 20ste eeuw gesloten: die tussen Heinrich Himmler en Auschwitz-commandant Rudolf Höss. Koppelen we daar zijn rol aan bij de communistische revolutie en de geblindeerde trein waarmee Lenin vanuit Zwitserland naar St. Petersburg reisde, dan is het beeld van deze man al heel wat veelzijdiger dan alleen de veldheer zoals de geschiedenis hem kent. Dr. Perry Pierik verdiepte zich lange tijd in het leven van deze omstreden man, wiens invloed nog nauwelijks begrepen wordt. Hitler dook niet uit het niets op in 1933. De zogenaamde 'missing years' van de 'Führer' waren in werkelijkheid het dictaat van Erich Ludendorff. Pierik schreef en redigeerde talloze boeken over de Eerste- en Tweede Wereldoorlog.
Introduction: Killing it -- The death of Steve Jobs -- A worldview shaped by the deep South -- Learning the trade at Big Blue -- A once-in-a-lifetime opportunity to join a near-bankrupt company -- Saving Apple through outsourcing -- Stepping into Steve Jobs's shoes -- Finding his feet with hot new products -- A greener Apple -- Cook fights the law, and wins -- Doubling down on diversity -- Robot cars and the future of Apple -- Apple's best CEO?
Throughout Europe, standardised approaches to social policy and practice are being radically questioned and modified. Beginning from the narrative detail of individual lives, this book re-thinks welfare predicaments, emphasising gender, generation, ethnic and class implications of economic and social deregulation
Zugriffsoptionen:
Die folgenden Links führen aus den jeweiligen lokalen Bibliotheken zum Volltext:
Aan de rij biografieën gewijd aan Nederlandse hoofdrolspelers in de Indonesische dekolonisatiekwestie is dan eindelijk ook die over Van Mook toegevoegd. Het werd tijd. Immers, de twee boekwerken over hem dateren alweer van 1982. Het betreffen de gedegen, maar verouderde studie van de hand van de Singaporese historicus Yong Mun Cheong en de oppervlakkige monografie van J.C. Bijkerk. Zou de Leidse historicus Tom van den Berge dan op basis van alle informatie die de laatste decennia beschikbaar is gekomen met de definitieve biografie komen over Van Mook en met name zijn zo controversiële handelwijze als luitenant-gouverneur-generaal uit de doeken doen? Voor wie in deze verwachting zijn boek ter hand neemt is het resultaat een tegenvaller. Waar in biografieën over landsbestuurders doorgaans de nadruk ligt op hun publieke loopbaan, overheerst in deze publicatie de persoonlijke dimensie: niet de koloniale bestuurder en zijn werk staan centraal, maar veeleer de mens Van Mook en zijn privéleven. Dat Van den Berge voor deze invalshoek heeft gekozen vloeit voort uit het feit dat hij als eerste toegang kreeg tot diens persoonlijk archief dat nog bij de familie berust. Dit bleek een dusdanige Fundgrube dat daaruit overwegend door hem is geput. Het heeft erin geresulteerd dat Van Mooks optreden als koloniaal bestuurder, getuige ook de beperkte raadpleging van primaire bronnen met betrekking tot zijn beroepsmatige werkzaamheden, er bekaaid vanaf is gekomen. In dat opzicht schiet de studie tekort. Immers, het belang van Van Mook als de architect van het dekolonisatiebeleid schuilt toch vooral in zijn optreden als landvoogd. De lezer had graag meer willen weten over de sleutelrol die Van Mook gedurende de jaren 1945-1948 heeft vervuld dan wat al genoegzaam bekend is. Aldus is het wachten nog steeds op degene die Van Mooks handelwijze in de dekolonisatieperiode alsnog tot onderwerp van grondige studie maakt. Deze kritiek laat onverlet dat de fraai uitgegeven en goed geschreven biografie wel degelijk belangrijk is. Wat het privéleven van Van Mook betreft voegt de studie veel nieuws toe aan de bestaande historiografie. Dankzij de te berde gebrachte vele nieuwe wetenswaardigheden kijkt de lezer met een andere blik naar Van Mook. Daarin schuilt ook de meerwaarde van het boek. Centraal staat Van Mooks Indisch bestaan met als leidraad de vraag hoe zijn bestaan in de kolonie hem heeft gevormd en zijn doen en denken heeft bepaald in het verwerkelijken van een onafhankelijk Indonesië. Van den Berge heeft zijn hoofdpersoon in al zijn facetten geschetst zonder diens onvolmaaktheden te verbloemen of te vergoelijken. Uit de biografie komt een gedreven, maar ook autoritair bestuurder naar voren die, overtuigd van zijn eigen kunnen en van de juistheid van zijn denkbeelden, geneigd was tot eigenzinnig en eigenmachtig optreden om zijn ideaal van 'een vrij en gelukkig Indonesië' te verwerkelijken. Al als jongeling ontbrak het Van Mook niet aan eigendunk en zag hij het als zijn roeping om Indonesië onafhankelijk te maken. Ambitieus en snel carrière makend binnen de Indische bestuursdienst maakte Van Mook zich daar sterk voor, maar hij had in de jaren dertig het politieke tij tegen om gestalte te geven aan zijn doel, terwijl de Tweede Wereldoorlog al helemaal roet in het eten gooide. De oorlogsjaren vormden wat zijn werk betrof als ook persoonlijk een waterscheiding in zijn leven. Tijdens de Japanse bezettingstijd was hij de belangrijkste vertegenwoordiger van Nederlands-Indië in de vrije wereld. Hij rekte als plaatsvervangend gouverneur-generaal en korte tijd als minister van Koloniën al zijn bevoegdheden tot het uiterste op om zijn ideaal van een zelfstandig Indonesië te realiseren zodra de bevrijding een feit zou zijn. Het uitroepen van de Republiek Indonesië meteen na de Japanse capitulatie doorkruiste echter zijn uitgedacht scenario. De daaruit voortvloeiende verwikkelingen probeerde hij uit alle macht in de door hem gewenste richting van een verantwoorde dekolonisatie te kanaliseren. De tegenkrachten waren echter te groot om te beheersen. Ook privé betekenden de jaren 1942-1945 een fundamentele wending in zijn leven. Gescheiden van zijn in Japanse kampen geïnterneerde vrouw en kinderen raakte de buiten de kolonie verblijvende Van Mook geheel van hen vervreemd. Hij kreeg een verhouding met zijn secretaresse. Omdat zijn echtgenote na de bevrijding weigerde te scheiden, verbrak zijn nieuwe liefde de relatie. De worsteling van een zwaar aangeslagen Van Mook met zijn emoties, samenvallend met het escalerende dekolonisatieconflict met de eerste politionele actie als dieptepunt, maakt het centrale hoofdstuk in de biografie over de jaren 1945-1948 tot een waar Grieks treurspel. Van Mook figureert erin als een tragische held die naarmate hij de greep op de gebeurtenissen verloor en zich door iedereen verlaten en onbegrepen voelde, van de weeromstuit steeds monomaner opereerde om al doende het tegenovergestelde te bewerkstelligen van wat hij beoogde, om uiteindelijk op pijnlijke wijze de laan te worden uitgestuurd. Met de uitvoerige weergave van wat zich privé allemaal achter de schermen afspeelde in deze jaren – de politieke verwikkelingen zijn slechts achtergrond – maakt Van den Berge het zeer aannemelijk dat Van Mooks persoonlijke omstandigheden zijn weerslag wel moet hebben gehad op zijn werk als landvoogd. Maar in hoeverre en op welke wijze zij zijn doen en laten hebben beïnvloed, daar laat hij zich niet over uit. Het wordt aan de lezer overgelaten eigen conclusies te trekken. Terwijl het dekolonisatiechapiter al zeer dramatisch is, de hoofdstukken daaropvolgend zijn welhaast nog aangrijpender en vormen het beste deel van het boek. Van den Berge beschrijft in al zijn details, maar toch ook geserreerd, de teloorgang van zijn hoofdpersoon. Het is een treurig relaas over een gedesillusioneerd man die niet alleen zijn ideaal niet had weten te verwezenlijken, maar ook nog eens zijn thuisland verloor. Daarbij was zijn nieuwe liefde uit zijn leven verdwenen. Na Indonesië kwam het niet meer goed met hem. Het is schrijnend te lezen hoe Van Mook, zich in Nederland niet thuis voelend en ook om zijn gezin te ontvluchten, uitweek naar de Verenigde Staten met zijn nieuwe levenspartner – zijn laatste secretaresse in Indonesië – in de hoop daar een nieuwe carrière te kunnen opbouwen. Het werd een deceptie. Zwervend van de ene tijdelijke functie naar de andere kwam hij tot de slotsom dat ook daar niemand op hem zat te wachten. Zijn rol op het (inter)nationale toneel was definitief uitgespeeld. Volledig op een dood spoor beland, vestigde hij zich tenslotte in Zuid-Frankrijk, alwaar hij zich schamend voor zijn leeg bestaan en zijn ongemakkelijke privéomstandigheden afsloot van de buitenwereld, om daar kort voor zijn 71ste verjaardag te overlijden. Al met al heeft Van den Berge op knappe wijze een bovenal menselijk beeld van Van Mook geschetst. Zijn relaas biedt inzicht in wie hij werkelijk was: een naar de buitenwereld toe imposante man die achter zijn zelfverzekerde voorkomen eenzaam en ongelukkig was. Die paradox alsmede het contrast tussen zijn zo glansrijk en boeiend leven in de schijnwerpers in Indonesië en zijn vastgelopen carrière en ontworteld bestaan daarna is wat de onthullende biografie ondanks zijn tekortkomingen zo fascinerend maakt en het lezen meer dan waard. ; The biography is about the personal life of the last Governer-General of colonial Indonesia, H.J. Van Mook (1942-1948)