Search results

Het boek A Dutch Miracle van J. Visser en A. Hemerijck uit 1997 analyseerde de rol van onderhandelingen, coördinatie en consensus in het Nederlandse Poldermodel en stelde vast dat het cruciale factoren zijn geweest in het overkomen van de hoge werkloosheid van begin jaren '80 en de goede performance van de Nederlandse arbeidsmarkt in de jaren '90. Nu, bijna 20 jaar later, worden er steeds meer vragen gesteld bij zowel de legitimiteit als de functionaliteit van het Poldermodel. De representativiteit van de vakbonden is dalende en jongeren en het midden- en kleinbedrijf zien zich vaak niet vertegenwoordigd in de Polder die volgens critici op ondemocratische wijze deelbelangen in plaats van het algemeen belang vertegenwoordigt en noodzakelijke hervormingen op sociaaleconomisch gebied in de weg staat. Door differentiatie van belangen tussen sectoren of hoog en laag opgeleiden wordt het voor de sociale partners ook steeds moeilijker om met één stem te spreken en centrale afspraken te maken uit naam van alle betrokkenen. Ook is het voor de sociale partners moeilijker geworden afspraken te maken over sociale zekerheid en vervolgens een rol te spelen in de implementatie van deze afspraken, aangezien hun rol in de uitvoering van de sociale zekerheid is verminderd. Coördinatie van het algemene sociale zekerheidsbeleid en de afstemming met cao's en het arbeidsvoorwaardenbeleid zijn dus moeilijker zijn geworden. Het maken van centrale afspraken wordt verder beperkt door het groeiende belang van Europees beleid en afspraken in Euroverband met betrekking tot overheidsuitgaven, en door voortschrijdende globalisering en finacialisation.
Deze ontwikkelingen en kritieken leiden dus tot serieuze vragen over de legitimiteit en functionaliteit het Poldermodel. In dit boek worden de hedendaagse legitimiteit en functionaliteit van het model vanuit verschillende hoeken en disciplines geanalyseerd om zo een beeld te vormen van het Poldermodel anno nu en van de mogelijke rol van het Poldermodel in de toekomst. De lessen van de verschillende hoofdstukken worden in de inleiding bij elkaar gebracht.

Assesses the role of regions, regional institutions and regional policy in promoting socio-economic development, enterprise competitiveness and employment creation. Includes discussions of the importance of the local environment for enterprise competitiveness, changes in economic geography and changes in the orientation of regional development policy. Reviews policy areas where regional actors and institutions are of importance and examines the shaping and organizing of regional development

In the context of rising inequality between capital and labour and among wage-earners in Europe, this state-of-the-art article reviews the literature concerning the relationship between collective bargaining and inequality. It focuses on two main questions: (i) what is the relationship between collective bargaining, union bargaining power and inequality between capital and labour? and (ii) what is the relationship between collective bargaining, union bargaining power and wage inequality among wage-earners? Both questions are discussed in general terms and for single- and multi-employer bargaining systems. It is argued that collective bargaining coverage and union density are negatively related to both types of inequality. These relationships are however qualified by four additional factors: who unions represent, the weight of union objectives other than wages, the statutory minimum wage, and extensions of collective agreements by governments.

AbstractIn this article, we discuss the role of trade unions in the evolution of occupational pensions in four countries: Austria, Belgium, Germany, and the Netherlands. In all four cases, important reforms have been made to the pension systems, including the consolidation of extensive occupational pensions in the Netherlands, substantial expansion of occupational pensions in Germany, and a continued marginal position of occupational pensions in Austria and Belgium. We show that the distinct developments in occupational pensions in the four cases since the 1990s can, to an important extent, be understood by the differences in the power resources and preferences of trade unions. The influence of unions on the development of occupational pension systems depends, on the one hand, on the extent to which they see them as an opportunity or a threat, and, on the other hand, on the extent to which they have the power resources to consolidate, oppose or shape these systems.

ResumenEl autor ve el futuro de las relaciones laborales en Europa dependiente de la resolución de tres paradojas actuales relacionadas con los mercados de trabajo, la dinámica sindical y la política de la UE: la individualización de la relación de trabajo frente a la falsa autonomía del individuo y su vulnerabilidad en aumento; el número cada vez mayor de trabajadores precarios necesitados de protección frente a su baja tasa de sindicación y la incapacidad de los sindicatos de conectar con ellos a pesar de la disminución de sus miembros, y la posición actual de la UE, orientada al mercado, que alienta condiciones de empleo conducentes a un revés político contra sí misma.

RésuméL'avenir des relations professionnelles en Europe dépendra de la résolution de trois paradoxes. Premièrement, l'individualisation des relations d'emploi, fondée sur l'autonomie (fictive) des individus, mais qui entretient leur dépendance au marché et leur vulnérabilité. Deuxièmement, la détérioration de la qualité des emplois et la montée de la précarité du travail avec un besoin croissant de protection, mais qui se heurte à la faiblesse des syndicats et à leur échec à élargir leur base. Troisièmement, l'orientation actuelle de l'Union européenne qui privilégie le marché, mais favorise ainsi des conditions d'emploi qui finiront par susciter un rejet politique de l'Union elle‐même.

AbstractThe author argues that Europe's future industrial relations will be shaped by the resolution of three paradoxes embedded in today's labour markets, unionization dynamics, and EU policy. The first is the increasing individualization of employment relationships versus fictional "individual autonomy" and workers' growing market dependency and vulnerability. The second centres on the deterioration of job quality and precarious workers' growing need for protection versus their low unionization and the failure of unions to reach out to them despite declining membership. The third is the EU's current market‐oriented stance, encouraging employment conditions ultimately conducive to a political backlash against the EU itself.