In this paper, the significance of basic income as an option in the future is investigated against the background of recent changes in society and social security systems, presented in four segments. First, the concept of basic income is presented in the context of existing social security systems. Basic income represents an elementary form of unconditional income in terms of labor and income. Second, arguments for and against basic income are studied; the social and political foundation is identified; and the relationship between the validity of the basic income as a future option and concrete socioeconomic conditions is discussed. Third, basic income is placed against the background of wider processes of social ordering—specifically, the relationship between state and society. Finally, arguments are made for reconsidering the present system of social security and its future transition.
De stelling dat westerse welvaartsstaten na de Tweede Wereldoorlog een convergente ontwikkeling doormaken en dat de economische crisis deze convergente trend alleen nog maar versterkt, lijkt algemeen aanvaard. In dit artikel wordt evenwel een alternatief perspectief gepresenteerd: westerse welvaartstaten lijken sedert het midden van de jaren zeventig een uiteenlopende ontwikkeling naar "sterke" en "zwakke" welvaartsstaten door te maken. Vertrekkend vanuit een vergelijking van de Zweedse, als een sterke welvaartsstaat, en de Nederlandse welvaartsstaat, als een zwakke welvaartsstaat, wordt de stelling verdedigd dat de belangrijkste oorzaak voor deze divergentie is gelegen in de politieke sfeer, meer in het bijzonder de sociale politiek. Feitelijk is dit de resultante van een lang historisch proces, dat zijn wortels heeft in de jaren dertig, waaraan belangrijke bijdragen zijn geleverd in de jaren vijftig en zestig, en waar lange termijn ontwikkeling in de maatschappelijke krachtsverhoudingen, al dan niet diepgaand gewijzigd In de jaren zeventig, doorslaggevend zijn.
In deze bijdrage wordt de reikwijdte van het basisinkomen als toekomstige optie onderzocht tegen de achtergrond van recente maatschappelijke veranderingen en wijzigingen in stelsels van sociale zekerheid. Daartoe worden vier lijnen van argumentatie benut. Allereerst wordt het basisinkomen geplaatst binnen het geheel van bestaande sociale zekerheidsarrangementen. Daarbij wordt betoogd dat het basisinkomen een elementaire vorm van onvoorwaardelijk inkomen in termen van arbeid en inkomen representeert. Ten tweede wordt de actualiteit van het basisinkomen aan een nader onderzoek onderworpen. Daarbij worden argumentaties voor en tegen een basisinkomen bestudeerd, wordt het sociale en politieke draagvlak in kaart gebracht, en wordt een specifieke relatie tussen de validiteit van het basisinkomen als toekomstige optie enerzijds, en de mate van werkloosheid en het specifieke karakter van het bestaande stelsel van sociale zekerheid anderzijds bloot gelegd. Ten derde wordt het basisinkomen tegen de achtergrond van bredere processen van maatschappelijke ordering geplaatst, als onderdeel van maatschappelijke projecten. Dat concept refereert aan een min of meer coherent geheel van ideeën en opvattingen over maatschappelijke ordering en de specifieke relatie tussen staat en maatschappij. Tenslotte worden enige argumenten naar voren geschoven inzake een heroverweging van bestaande stelsel van sociale zekerheid en mogelijke veranderingsprocessen in de (nabije) toekomst
Social security systems differ not only in size, hut also in form. These forms have often been more controversial than the size of social expenditure. Different social forces have different conceptions of social security.Here is looked into the post-World War II settlements with regard to social security in Austria, Belgium, Britain, France, Germany, and the Netherlands, with a further glance at Denmark, Italy, Norway and Sweden. It is argued, that the labour movement had a particular vision of social security, which was carried through where the labour had the political majority and was defeated where it was a minority. Postwar developments derive form this settlement, which is more visible in the current crisis than in the 1960s - early 1970s period of expansion.
A comparison of the social security systems developed since WWII in 10 European nations: Austria, Belgium, GB, France, West Germany, the Netherlands, Denmark, Italy, Norway, & Sweden. Differences in the systems that reflect ideology & social forces have often been more controversial than the amount of social expenditure. It is argued that the labor movement had a particular vision of social security, which was legislated where labor had the political majority & defeated elsewhere. Postwar developments have been shaped primarily by this factor, which has become more evident in the current crisis than in the period of general expansion in the 1960s to 1970s. 1 Table, 1 Schema. Modified HA