Onderwijskundig onderzoek, zoals ik educational research vertaal, is een breed vakgebied. Breed qua aandachtsveld, in focus variërend van de voorwaardelijke kant van het onderwijs (denk bijvoorbeeld aan de rol van de schoolorganisatie) tot puur onderwijsinhoudelijk, maar ook breed qua onderzoeksaanpak (kwalitatief/kwantitatief, kleinschalig/grootschalig, soms ook sterk experimenteel). Een kenmerk van veel onderwijskundig onderzoek is dat het zich richt op onderwijsvernieuwing, zowel in ontwikkelende als in evaluerende zin; de vox populi zegt immers dat het onderwijs 'altijd beter kan'.
Luister je wel naar mij? is een handboek voor vraaggericht werken met jonge kinderen dat in 2000 voor het eerst verscheen. Het boek is met name bedoeld voor jeugdhulpverleners van divers pluimage, mensen dus die beroepshalve met kinderen werken. Het is echter bruikbaar voor iedereen die wel eens kinderen interviewt. In de inleiding van het boek stelt de auteur, Martine Delfos, dat er nauwelijks literatuur over gespreksvoering met kinderen voor handen is. In boeken als Thomas Gordons Luisteren naar kinderen (Nederlandse publicatie in 1989) wordt daar vanuit opvoedkundig oogpunt weliswaar aandacht aan besteed, het betreft dan vaak werken die we wat oneerbiedig tot de categorie 'ouderzelfhulp' rekenen. Delfos' boek beleefde in betrekkelijk korte tijd acht herdrukken (waaronder twee herziene drukken) en voorziet dus duidelijk in een behoefte. Overigens vond ik het opmerkelijk dat het voorheen kennelijk ontbrak aan een handboek als dit. Onwillekeurig vraag je je af wat dan binnen de jeugdhulpverlening de grondslag was van het vraaggericht werken met kinderen. Dit vormt voor veel hulpverleners toch een belangrijk onderdeel van hun dagelijkse werkzaamheden.
Voor sommigen die, zoals ik, in de jaren zeventig naar de middelbare school zijn gegaan, is leerlingenparticipatie een lost cause. Geïnspireerd door oudere broers en zussen op de universiteit en door een progressieve maatschappijvisie kende iedere school wel haar actieve leerlingen die de misstanden op school aan de kaak wilden stellen; leerlingen die het recht meenden te hebben om zelf hun schoolloopbaan vorm te geven of, minimaal, daar meer grip op te krijgen. Helaas dacht de conrector daar anders over, misschien ook wel typisch voor het onderwijs: 'Jij kan die verantwoordelijkheid misschien wel aan, maar de meeste andere leerlingen niet en aangezien we hier op school maar één lijn kunnen trekken, betekent dit dat die lijn ook voor jou geldt'. Pessimisten onder de professionele volgers van het onderwijs stellen dat er al jarenlang niets wezenlijk veranderd is in het onderwijs. Het klaslokaal ziet er niet erg anders uit dan pakweg honderd jaar geleden en ook de rolverdeling tussen leerkracht en leerling is in grote lijnen gelijk gebleven. Dit wil niet zeggen dat er niet wordt nagedacht over andere vormen en vormgeving van het onderwijs. Een voorbeeld van nieuw onderwijsbeleid is de nota 'Brede scholen' die in april 2000 aan de Tweede kamer is aangeboden. In deze nota is toegezegd dat onder meer de mogelijkheden van leerlingenparticipatie onderwerp zou moeten zijn van nader onderzoek. In dat kader is in 2001 het onderzoek uitgevoerd waarvan de rapportage hier besproken wordt.