In: Vergoossen , R G A 2014 , ' Europese Unie: Leuker kunnen we het niet maken en makkelijker willen we het niet maken. ' , Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie , no. juni , pp. 212-213 . https://doi.org/10.5117/mab.88.31308
Ik schrijf deze column aan de vooravond van de verkiezingen voor het Europees Parlement. Mijn verwachting is dat vooral partijen die sceptisch staan tegenover de Europese integratie en eenwording als winnaar uit de bus zullen komen. U kunt als lezer van het juninummer mijn verwachting direct staven aan de verkiezingsuitslag. Die euroscepsis begrijp ik. De grootste fouten die Brussel heeft gemaakt zijn het toelaten van Griekenland en wellicht ook nog enkele andere Zuid-Europese landen tot de eurozone en het sinds 2004 welhaast ongebreideld uitbreiden van de Europese Unie van 15 naar 28 lidstaten. Maar dit zijn vooral ook politieke vraagstukken waar ik het in deze column niet over wil hebben.
International migration is a consequence of globalisation and part of a transnational trend which permanently influences communities, cultural interaction and socio-economic governance in developed and developing states (Harris 2009:4). According to Solomon (1996:1) one out of every hundred and fourteen people in the world can be regarded as displaced. Angenendt (2008:1) is of the opinion that the reasons for illegal immigration in particular can be universally linked to the attempt to fl ee from political violence and oppression or a lack of economic prospects in the country of origin. In the European Union (EU) the largest group of immigrants, for example, come from Turkey, Morocco, Albania and Serbia (A common immigration policy 2008:4). In the United States of America (USA) illegal immigrants and non-established minorities are mostly from Mexico, Cuba and other South American states. In South Africa the abovementioned groups mainly come from Zimbabwe, Mozambique and Swaziland (Whitman 2000:19). Migration is a multidimensional and complex concept relating to a variety of interpretations and meanings. For the purposes of this article the research will be narrowed down to illegal immigration and insufficient integration and marginalisation of non-established minorities in South Africa and the European Union (with a brief reference to the Netherlands as a case study). The key concepts can be summarised as follows: a) Non-established minorities: Smit (2009:8) views non-established minorities as individuals or a group that enter a receiver state legally or illegally. These individuals or groups find it difficult to integrate on social, cultural and economic levels in the receiver state. Non- established minorities tend to live in groups, develop their own community structures and tend to retain their own language, culture and religion. This means that they are unable to integrate into the structure and culture of the society that they have entered. They therefore tend to function and live in isolation. In many respects their traditions and way of life are being viewed as strange and regarded with suspicion. The consequence is that non-established minorities are often subjected to socio-economic marginalisation and even discrimination; b) Illegal immigration: In brief terms an illegal or undocumented immigrant can be described as a person that enters a state without formal permission. An illegal immigrant therefore enters a state outside the legislative migration framework of that state. Illegal immigration usually takes place through people-trafficking organisations, overstaying on a tourist or study visa or forging a visa (Offe 2011:4). The South African government has recently launched initiatives to improve immigration control and limit illegal immigration from other African states. In broad terms these initiatives consist of the redeployment of the South African National Defence Force (SANDF) on the South African borders, as well as improved internal processing arrangements and deportation procedures. In the light of the foregoing actions, this article undertakes a holistic comparative analysis of the immigration and non-established minority challenges facing the EU and the way in which illegal immigration is managed in South Africa. The primary assumption is that there are managerial shortcomings and certain lessons to be learnt from the EU experience. It is the main objective of this article to highlight these lessons. Firstly, the article focuses on the impact of moral obligations as an important rationale for the extent of, and manner in which the South African authorities currently manage illegal immigration and the problem of non-established minority groups. Here an emphasis is placed on crime, unemployment and xenophobia as perceived consequences of illegal immigration. Secondly, as the main focus, the article is narrowed down to the perception of, and manner in which illegal immigration and non-established minorities are currently being dealt with within the EU. In this regard there is a specific emphasis on the perception of the national interest of individual states as rationale behind the management of illegal immigration and non-established minorities in the EU. This comparison serves as a guideline to identify the challenges that must be overcome by the South African authorities and provide recommendations for relevant policy formulation and the implementation thereof. ; http://www.scielo.org.za/scielo.php?script=sci_abstract&pid=S0041-47512011000200003&lng=en&nrm=iso&tlng=en
In this paper, written with Prof. Marta Pertegás Sender, we give an overview of the achievements made within the EU in securing the mutual recognition and enforcement of court decisions issued in employment disputes. Particular attention is given to the special regime of employment disputes under the 1968 Brussels Convention and the Regulation 44/2001.
Met het referendum over de Europese Grondwet in 2005 ontwaakte het parlement uit de Europese droom. Dat de Nederlandse bevolking daarin 'nee' zei tegen de grondwet was voor de voorstanders van Europese integratie een tegenslag, maar wel één die onvermijdelijk en noodzakelijk was. Dat concludeert historica Jieskje Hollander op basis van haar proefschrift The incoming tide. Dutch reactions to the Constitutionalisation of Europe (1948-2005) waarop zij op 4 juli promoveert aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen. Hollander sprak onder meer met een aantal betrokken ministers. Na oprichting van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS) in 1952 streefden tot 2005 alle Nederlandse kabinetten naar steeds verdergaande Europese integratie. Door een grondwetswijziging in 1953 kwam fundamenteel parlementair debat daar nauwelijks aan te pas, ook niet toen het parlement zelf steeds meer vraagtekens zette bij de noodzaak en wenselijkheid van al deze stappen. Hollander: 'Het besluit om in 2005 een referendum te organiseren kwam voort uit oprechte bezorgdheid over de steun voor Europa bij de bevolking, die decennia lang buiten dit proces gehouden was. Maar het was ook een uiterst redmiddel van de Tweede Kamer zelf om grip te krijgen op een proces dat zich steeds meer los van haar controle leek te ontwikkelen. Het was een bittere pil dat de meerderheid tegen stemde, want het parlement was in meerderheid vóór en had nou juist zijn best gedaan om Europa toegankelijker te maken voor de burger.' Doctrine Als een van de grondleggers van de EGKS en voorvechter van verdere eenwording, bouwde Nederland aan een reputatie van trouwe bondgenoot in het proces van Europese integratie. Hollander: 'Die houding komt voort uit de oeroude Nederlandse doctrine dat wij te klein zijn om ons alleen te redden, en dus bondgenootschappen nodig hebben. Die overtuiging ging zo diep dat in 1953 een grondwetswijziging werd ingevoerd die de regering een vergaand mandaat gaf om Europese verdragen te sluiten, zelfs als die op gespannen voet stonden met onze eigen Grondwet. Sindsdien ging de regering voort onder het motto: "Wie A zegt moet ook B zeggen". Het point of no return was dus eigenlijk al in 1953 gepasseerd.' Sceptisch Hollander stelt vast dat een aantal partijen, zoals de CPN en de kleine christelijke partijen, altijd al sceptisch stond tegenover dat mandaat en dat vanaf 1986 de kritiek steeds breder gedragen werd in het parlement. Maar het besluitvormingsproces ten aanzien van Europese verdragen was op die kritische houding niet ingericht. Hollander: 'De moeite die de Kamers met het Europese beleid hadden groeide in de jaren daarna alleen maar. Vanuit dat perspectief was het niet vreemd dat het Nederlandse besluitvormingsproces over Europese verdragen steeds meer omstreden werd en uitmondde in een referendum.' Tunnelvisie Het 'nee' tegen de Europese Grondwet mag dan door velen als politieke tegenslag zijn beleefd, volgens Hollander was het per saldo een blessing in disguise. 'Het is goed geweest dat in Nederland de boel werd opgefrist. Het heeft de politiek uit die tunnelvisie gehaald waarin discussieloos voortschrijden in Europa als iets vanzelfsprekends werd beschouwd. Eindelijk kunnen wetenschap en politiek weer vragen opwerpen over bijvoorbeeld onze soevereiniteit en of en hoe deze af te bakenen. Vragen die passen bij een volwassen relatie tussen de Europese Unie en haar lidstaten. Overigens: het referendum heeft er nog steeds niet toe geleid dat de bewuste grondwetswijziging uit 1953 is terug gedraaid en dat zie ik voorlopig ook niet gebeuren.' Primaire bronnen Hollander onderzocht als eerste vele primaire bronnen over de Europese besluitvorming, zoals de handelingen van de Eerste en Tweede Kamer, aangevuld met interviews met onder meer direct betrokken ministers. 'De meeste geschiedschrijving hierover is uitgegaan van het perspectief van belangrijke mannen die onderhandelden over verdragen, dus het perspectief van de regering en haar diplomatieke dienst. Maar ik heb juist gekeken naar de reacties daarop in het parlement.'
The right of asylum is rooted in the history of mankind (religious right of asylum (sanctuary)) and since the beginning of the modern State it has been rooted in the sovereignty of the State itself (the right of territorial asylum). The State retains the right to grant its protection to certain non-nationals or stateless persons, as a consequence of its territorial sovereignty, once the conditions laid down by the State have been complied with. In principle, it is the sovereign State itself which decides in which circumstances a person deserves such protection.1 Refugee status, on the other hand, is a concept which arose in international law in the 20th century and is defined through international agreements. It protects certain persons, especially when they have had to flee from the countries of their nationality or their habitual residence owing to a well-founded fear of persecution for reasons which concern their race, nationality, membership in a particular social group or their political opinions.2 Despite the underlying humanitarian principles, there is no doubt that the granting of asylum is intimately connected with politics at all levels.3 Therefore the term political asylum is also used. As far as refugee status is concerned, the treaty instruments are the Convention Relating to the Status of Refugees (further referred to as the 1951 Geneva Convention)4 and the Protocol Relating to the Status of Refugees (further referred to as the 1967 New York Protocol).5 Although there are references to asylum in the Preamble to the 1951 Geneva Convention, the granting of asylum (i.e. granting of full and lasting protection) is not dealt with further in the text of this convention or the 1967 New York Protocol.6 The 1951 Geneva Convention was originally drafted to deal with the displacement of people as a result of the Second World War. It restricted the definition of refugees to those whose fear of persecution arose from events occurring in Europe before 1 January 1951. The 1967 New York Protocol removed the time restriction and promoted a gradual removal of the geographical restriction. However, the definition of refugee was not changed.
Ik schrijf deze column aan de vooravond van de verkiezingen voor het Europees Parlement. Mijn verwachting is dat vooral partijen die sceptisch staan tegenover de Europese integratie en eenwording als winnaar uit de bus zullen komen. U kunt als lezer van het juninummer mijn verwachting direct staven aan de verkiezingsuitslag. Die euroscepsis begrijp ik. De grootste fouten die Brussel heeft gemaakt zijn het toelaten van Griekenland en wellicht ook nog enkele andere Zuid-Europese landen tot de eurozone en het sinds 2004 welhaast ongebreideld uitbreiden van de Europese Unie van 15 naar 28 lidstaten. Maar dit zijn vooral ook politieke vraagstukken waar ik het in deze column niet over wil hebben.
Het was een schok voor de Europese Unie en de rest van de wereld toen bleek dat de Britten in een referendum in meerderheid voor een Brexit hadden gestemd en dat als gevolg daarvan het Verenigd Koninkrijk zijn lidmaatschap van de Europese Unie zal beëindigen. In de media wordt uitgebreid gediscussieerd over de mogelijk ingrijpende economische en politieke consequenties van een Brexit. Het gaat dan over zaken als de verzwakking van het Britse pond en de Euro, de rem op de economische groei in het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie, handelsbarrières die worden opgeworpen, de inperking van het vrije verkeer van personen, Schotland dat zich wil losmaken van het Verenigd Koninkrijk om lid van de Europese Unie te kunnen blijven, Spanje dat een dergelijk lidmaatschap zal blokkeren om geen precedent te scheppen voor Catalonië, de roep om een Nexit, Frexit, Spexit, Grexit en ga zo maar door.
The paper considers a (static) portfolio system that satisfies adding-up contraints and the gross substitution theorem. The paper shows the relationship of the two conditions to the weak dominant diagonal property of the matrix of interest rate elasticities. This enables to investigate the impact of simultaneous changes in interest rates on the asset demands.
De huidige constitutionele crisis van de Europese Unie vraagt de filosoof om een grondige herdenking van de grondslagen van recht en staat. Centraal hierbij staat de klassieke verhouding tussen constituerende en geconstitueerde macht. Traditioneel worden deze concepten strikt gescheiden. Democratietheorieën leren ons dat het soevereine volk de constituerende macht is en blijft, waaraan de geconstitueerde machten (wetgevend, uitvoerend en rechterlijk) ondergeschikt zijn. Merleau-Ponty geeft ons echter aanwijzingen om de verhouding tussen constituerende en geconstitueerde macht anders te denken, waardoor ook ons begrip van de constitutie van de juridische en politieke identiteit van Europa verandert. Zijn reflectie over de verhouding tussen parole parlante en parole parlée geeft ons een nieuwe blik op de constitutie van eenheid. Zo ook probeert Europa haar politieke eenheid elke keer weer opnieuw uit te drukken, maar slaagt hier nooit volledig in. Constituerende en geconstitueerde macht staan in een voortdurende spanningsverhouding met elkaar. Er is geen sprake van een dualisme, maar beide polen kunnen ook nooit samen vallen. Hierdoor is elke claim op eenheid uiteindelijk weerlegbaar. Dit is echter geen probleem, maar eerder een uitdaging aan de huidige Europese politiek en aan de politieke filosofie. ; Luigi Corrias studeerde Europees Recht en Wijsbegeerte aan de Universiteit van Tilburg (UvT). Sinds mei 2003 is hij als AIO verbonden aan de sectie rechtsfilosofie van de Faculteit der Wijsbegeerte van de UvT. Hij werkt aan een proefschrift over constituerende en geconstitueerde macht vanuit het perspectief van de filosofie van Merleau-Ponty.
In: van Santvoort , M M 2009 , ' Disability in Europe : policy, social participation and subjective well-being ' , Doctor of Philosophy , University of Groningen , Groningen .
This study reports on European disability policy and the position of people with disabilities in Europe. The objective of this thesis is two-fold: - to analyze the development of disability policy at the level of the European Union as well as to study cross-nationally the similarities and differences in disability policy in various European countries, including an analysis of the relation between policy at the EU and the national level - to compare the situation of people with disabilities in a number of European countries and to explore the relation between these situations and the policy circumstances in these countries
Dit rapport heeft tot doel bijzondere aandacht te vragen van de Nederlandse regering, in het bijzonder de Minister van Buitenlandse Zaken, voor de praktijken van arrestatie, verhoor, detentie en berechting van Palestijnse kinderen door de Israëlische militaire autoriteiten op de Westelijke Jordaanoever. Hiermee beoogt het rapport de Minister ertoe aan te zetten om, in diens betrekkingen met de Israëlische and Palestijnse autoriteiten, en waar mogelijk in Europese Unie-verband, te bevorderen dat arrestatie, verhoor, detentie en ebrechting van Palestijnse kinderen door de Israëlische militaire autoriteiten uitsluitend plaats vindt in overeenstemming met de internationaal erkende rechten van het kind en de daarbij behorende standaarden.
Onder die Afrika menseregtebestel is die reg op ontwikkeling bindend. Artikel 22 van die Afrika Handves oor Mense- en Volkeregte (Afrika handves) dring die plig om 'die uitoefening van die reg op ontwikkeling te verseker' op aan die Afrika state. Tog bly Afrika in werklikheid onderontwikkeld. Tot op hede het die meeste Afrika-lande ooreenkomste gesluit rakende 'n ekonomiese samewerkingsooreenkoms (EPA) met die Europese Unie (EU), terwyl ander nog in 'n onderhandelingsfase is. Hierdie artikel ondersoek die potensiële uitwerking van die EPA's tussen Afrika en die EU ten opsigte van die beskerming van menseregte en, in besonder, die verwesenliking van die reg op ontwikkeling in Afrika. Hierdie artikel poog om te bewys dat die bepalings van artikel 36(1) van die Cotonou Ooreenkoms, wat van Afrika state vereis om 'n vryehandelgebied met die EU te vestig en, sodoende, hulle plaaslike markte te open vir die invoer van meeste van hulle produkte vanaf die EU, die mense van Afrika van hulle reg op ontwikkeling sal ontneem. ; http://www.dejure.up.ac.za ; am2018 ; Centre for Human Rights
In het kader van duurzame ontwikkeling is het tegengaan van de opwarming van de aarde één van de grootste uitdagingen die we onder ogen moeten zien. Het Intergovernmental Panel on Climate Change stelde in de periode 1996-2005 een gemiddelde temperatuurstijging van 0,74°C vast. Deze temperatuurstijging is met grote waarschijnlijkheid te wijten aan menselijke activiteiten en zal wereldwijd gevolgen hebben, gaande van extreme weersomstandigheden tot snelle verspreiding van ziekten. Teneinde deze opwarming tegen te gaan, zullen de emissies van broeikasgassen drastisch gereduceerd moeten worden. Gezien het Kyoto-protocol in 2012 afloopt, werd in december 2009 een nieuwe klimaatconferentie gehouden in Kopenhagen. Het resultaat van deze klimaattop was echter teleurstellend. Er werden geen concrete doelstellingen per land overeengekomen. Enkele maanden later bevestigde België dat ze de politieke verbintenissen die de Europese Unie aangaat, zal naleven. Dit houdt een CO2-reductie van 20% in