Suchergebnisse
Filter
84 Ergebnisse
Sortierung:
Goed bestuur en juridische ontwikkelingssamenwerking in Indonesië
In: Liberaal reveil, Band 51, Heft 1, S. 11-23
ISSN: 0167-0883
BOEKBESPREKINGEN Nederland — Indonesië: onwetendheid en onbegrip
In: Internationale spectator, Band 65, Heft 2, S. 101-102
ISSN: 0020-9317
Nederlandse internationaal-privaatrechtelijke rechtspraak met betrekking tot Indonesië
In: Netherlands international law review: NILR ; international law - conflict of laws, Band 15, Heft 2, S. 133
ISSN: 1741-6191
Revolusi: Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld
Verlagsinfo: Vijf jaar lang werkte David Van Reybrouck aan zijn monumentale Revolusi. Hij interviewde bijna tweehonderd mensen, de laatste nog levende getuigen van de onafhankelijkheidsstrijd, in Indonesische rusthuizen, Japanse miljoenensteden en op verafgelegen eilanden. Ook in Nederland bracht zijn onderzoek tal van nieuwe verhalen aan het licht. De veelheid aan perspectieven en herinneringen weeft Van Reybrouck samen tot het aangrijpende verhaal van de Indonesische onafhankelijkheid. Zo toont hij hoe een nieuwe wereld vorm kreeg: in bloed, in pijn, met hoop. De onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië, die zijn hoogtepunt bereikte in de jaren veertig van de vorige eeuw, is lang gezien als een conflict tussen kolonisator Nederland en het gekoloniseerde Indië. Maar in werkelijkheid was het wereldgeschiedenis. David Van Reybroucks Revolusi is het eerste boek dat de strijd lostrekt uit het nationale perspectief en het belang ervan toont als mondiale gebeurtenis. Indonesië was het eerste land dat na de Tweede Wereldoorlog zijn onafhankelijkheid uitriep. Na de Japanse bezetting verzetten jonge rebellen zich gewapenderhand tegen elke nieuwe vorm van overheersing. Britse, Australische en vooral Nederlandse troepen moesten rust en orde brengen, maar hun aanwezigheid leidde juist tot het ontvlammen van de eerste moderne dekolonisatieoorlog. Die strijd inspireerde onafhankelijkheidsbewegingen in Azië, Afrika en de Arabische wereld, zeker toen het vrije Indonesië in 1955 de legendarische Bandung-conferentie organiseerde, het eerste wereldcongres zonder het Westen. De wereld had zich met de Revolusi bemoeid en de wereld was erdoor veranderd.
Corruptie in Indonesië ; Corruption in Indonesia:The Impact of institutional change, norms, and networks
In: Sondang Silitonga , M 2018 , ' Corruption in Indonesia : The Impact of institutional change, norms, and networks ' , Doctor of Philosophy , University of Groningen , [Groningen] .
De afgelopen decennia zijn de zorgen over corruptie in de publieke sector in Indonesië toegenomen. Dit heeft een negatieve invloed op onder andere de economische ontwikkeling, het toekennen van publieke middelen en goed bestuur. Daarom is het bestrijden van corruptie een van de belangrijkste onderwerpen die de Indonesische regering op alle niveaus wil aanpakken. De regering heeft veel geïnvesteerd in het opzetten van institutionele kaders die bedoeld zijn om corruptie in Indonesië te bestrijden. Voorbeelden hiervan zijn het hervormen van overheidsinstanties door het overheidssysteem te decentraliseren, anticorruptiewetgeving te ontwikkelen en uit te voeren, en anticorruptie-instanties te versterken. Maar in de praktijk lijken deze pogingen om formele instituties te versterken in de strijd tegen corruptie onvoldoende te zijn. Dit onderzoek is een aanvulling op bestaand onderzoek naar corruptie doordat het een sociologisch perspectief op corruptie biedt. Het onderzoek kijkt naar de rol van informele instituties, waaronder sociale relaties, normen en cultuur, die van invloed zijn op het gedrag van overheidsfunctionarissen die zich bezighouden met corrupte activiteiten. Het onderzoek stelt dat alleen het versterken van formele instituties waarschijnlijk niet voldoende is om corruptie in Indonesië uit te roeien. Het onderzoek oppert dat de sociale relaties en normen van overheidsfunctionarissen kunnen bijdragen aan een effectievere organisatie en implementatie van formele instituties die zich bezighouden met het bestrijden van corruptie. In het geval van het onderzoek naar corruptie in Indonesië bevindt deze aanpak zich nog in een vroeg stadium, omdat het meeste onderzoek wordt gedomineerd door een economisch perspectief op corruptie. Het onderzoek richt zich op de vraag hoe verschillen in overheidsomstandigheden in Indonesië van invloed zijn op variaties in corruptienetwerken (i.e. dyadische en triadische inbedding op het niveau van actor en casus). De nadruk ligt hierbij op het effect van decentralisatie op de aard en gangbaarheid van corruptienetwerken in Indonesië. Ook richten we ons op sociale normen en het effect van prikkels met betrekking tot corrupt gedrag. We stellen dat de corrupte intenties van individuen kunnen worden beïnvloed door het gedrag van anderen in organisaties. Uit dit onderzoek blijkt dat correct gedrag van leiders en collega's mogelijke prikkels kunnen zijn voor hooggeplaatste ambtenaren om zich niet te laten omkopen. ; Concerns about corruption in the Indonesian public sector have been on the rise in recent decades. Corruption has negative impact on economic development and good governance, among other aspects. Therefore, combating it is one of the most important issues that Indonesia aims to address at all government levels. The government has made great efforts to establish institutional frameworks designed to fight corruption, including reforming government institutions through decentralization, designing and enforcing anti-corruption laws, and strengthening the anti-corruption agencies. However, in practice, these attempts to strengthen formal institutions in controlling corruption seem inadequate. This study adds to current research by providing a sociological perspective on corruption. This study examines the role of informal institutions, including social relations, norms, and culture that influence public officials' behavior to engage in corrupt acts. The study argues that just strengthening formal institution alone may not be enough to eradicate corruption in Indonesia. This study proposes that social relations and the norms of public officials can contribute to a more effective design and implementation of formal institutions concerning corruption. In the Indonesian case, this approach is still at an early stage, because most research on corruption is dominated by an economic perspective. This study first investigates how differences in Indonesian government settings affect variations in corruption networks (i.e., dyadic and triadic embeddedness on actor and case level). The focus thereby is on the effect of decentralization on the nature and prevalence of corruption networks. Second, focusing on social norms and the effect of cues on corrupt behavior, we suggest that individuals' corrupt intentions could be influenced by the behavior of others in organizations. This study suggests that leader and peer compliance behavior are potential cues to frame the behavior of senior civil servants so as not to accept an offered bribe.
BASE
De garoeda en de ooievaar; Indonesië van kolonie tot nationale staat
In: Verhandelingen van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde
The second and updated edition of this new study of the genesis of the Indonesian national state is based on the notion that the birth of that nation grew out of not only the liberation movement but also from the Dutch rule that the nationalists agitated against. The book places a clear emphasis on the ways in which Dutch rule was established in the Indonesian archipelago in the course of three centuries and examines the developments of Dutch colonial policies. This feeds into chapters that focus on the Indonesian nationalist movement and the Japanese occupation of the colony in 1942-1945. The occupation helped to enable the proclamation of Indonesian indepence and the creation of the Republic in August 1945. The conflict that erupted between the Repub-lic and the Netherlands was brought to an incomplete 'solution' in 1949, but the dis-pute about West-Irian led to a sequel that lasted for another thirteen years. More than half of this book is dedicated to the conflict and its aftermath. Much attention is paid to the sentiments and ideas that informed Dutch policy.
Various issues that have received scant attention in the historiography are now dis-cussed. The author based his study on Dutch and international literature, contemporary newspapers and policy documents, and his own memories. In the book's title, the stork represents the Dutch and the garuda functions as a symbol of Indonesia.
J. Herman Burgers (1926) worked at the Dutch Department of Foreign Affairs. He studied Law in Amsterdam and Political Science at Stanford University. He was deeply interested in the conflict between the Netherlands and the Republic of Indone-sia, as it broke out in 1945. This fascination has never left him, and he has continued to study the conflict and its aftermath, especially during the years 1948-1950 when he was in Indonesia for his Dutch military service.
Tom van den Berge, H.J. Van Mook 1894-1965.:Een vrij en gelukkig Indonesië
In: Meijer , J 2015 , ' Tom van den Berge, H.J. Van Mook 1894-1965. Een vrij en gelukkig Indonesië ' , BMGN - Low Countries Historical Review , vol. 130 , no. 3 , review 56 , pp. 91 . https://doi.org/10.18352/bmgn-lchr.10107 ; ISSN:2211-2898
Aan de rij biografieën gewijd aan Nederlandse hoofdrolspelers in de Indonesische dekolonisatiekwestie is dan eindelijk ook die over Van Mook toegevoegd. Het werd tijd. Immers, de twee boekwerken over hem dateren alweer van 1982. Het betreffen de gedegen, maar verouderde studie van de hand van de Singaporese historicus Yong Mun Cheong en de oppervlakkige monografie van J.C. Bijkerk. Zou de Leidse historicus Tom van den Berge dan op basis van alle informatie die de laatste decennia beschikbaar is gekomen met de definitieve biografie komen over Van Mook en met name zijn zo controversiële handelwijze als luitenant-gouverneur-generaal uit de doeken doen? Voor wie in deze verwachting zijn boek ter hand neemt is het resultaat een tegenvaller. Waar in biografieën over landsbestuurders doorgaans de nadruk ligt op hun publieke loopbaan, overheerst in deze publicatie de persoonlijke dimensie: niet de koloniale bestuurder en zijn werk staan centraal, maar veeleer de mens Van Mook en zijn privéleven. Dat Van den Berge voor deze invalshoek heeft gekozen vloeit voort uit het feit dat hij als eerste toegang kreeg tot diens persoonlijk archief dat nog bij de familie berust. Dit bleek een dusdanige Fundgrube dat daaruit overwegend door hem is geput. Het heeft erin geresulteerd dat Van Mooks optreden als koloniaal bestuurder, getuige ook de beperkte raadpleging van primaire bronnen met betrekking tot zijn beroepsmatige werkzaamheden, er bekaaid vanaf is gekomen. In dat opzicht schiet de studie tekort. Immers, het belang van Van Mook als de architect van het dekolonisatiebeleid schuilt toch vooral in zijn optreden als landvoogd. De lezer had graag meer willen weten over de sleutelrol die Van Mook gedurende de jaren 1945-1948 heeft vervuld dan wat al genoegzaam bekend is. Aldus is het wachten nog steeds op degene die Van Mooks handelwijze in de dekolonisatieperiode alsnog tot onderwerp van grondige studie maakt. Deze kritiek laat onverlet dat de fraai uitgegeven en goed geschreven biografie wel degelijk belangrijk is. Wat het privéleven van Van Mook betreft voegt de studie veel nieuws toe aan de bestaande historiografie. Dankzij de te berde gebrachte vele nieuwe wetenswaardigheden kijkt de lezer met een andere blik naar Van Mook. Daarin schuilt ook de meerwaarde van het boek. Centraal staat Van Mooks Indisch bestaan met als leidraad de vraag hoe zijn bestaan in de kolonie hem heeft gevormd en zijn doen en denken heeft bepaald in het verwerkelijken van een onafhankelijk Indonesië. Van den Berge heeft zijn hoofdpersoon in al zijn facetten geschetst zonder diens onvolmaaktheden te verbloemen of te vergoelijken. Uit de biografie komt een gedreven, maar ook autoritair bestuurder naar voren die, overtuigd van zijn eigen kunnen en van de juistheid van zijn denkbeelden, geneigd was tot eigenzinnig en eigenmachtig optreden om zijn ideaal van 'een vrij en gelukkig Indonesië' te verwerkelijken. Al als jongeling ontbrak het Van Mook niet aan eigendunk en zag hij het als zijn roeping om Indonesië onafhankelijk te maken. Ambitieus en snel carrière makend binnen de Indische bestuursdienst maakte Van Mook zich daar sterk voor, maar hij had in de jaren dertig het politieke tij tegen om gestalte te geven aan zijn doel, terwijl de Tweede Wereldoorlog al helemaal roet in het eten gooide. De oorlogsjaren vormden wat zijn werk betrof als ook persoonlijk een waterscheiding in zijn leven. Tijdens de Japanse bezettingstijd was hij de belangrijkste vertegenwoordiger van Nederlands-Indië in de vrije wereld. Hij rekte als plaatsvervangend gouverneur-generaal en korte tijd als minister van Koloniën al zijn bevoegdheden tot het uiterste op om zijn ideaal van een zelfstandig Indonesië te realiseren zodra de bevrijding een feit zou zijn. Het uitroepen van de Republiek Indonesië meteen na de Japanse capitulatie doorkruiste echter zijn uitgedacht scenario. De daaruit voortvloeiende verwikkelingen probeerde hij uit alle macht in de door hem gewenste richting van een verantwoorde dekolonisatie te kanaliseren. De tegenkrachten waren echter te groot om te beheersen. Ook privé betekenden de jaren 1942-1945 een fundamentele wending in zijn leven. Gescheiden van zijn in Japanse kampen geïnterneerde vrouw en kinderen raakte de buiten de kolonie verblijvende Van Mook geheel van hen vervreemd. Hij kreeg een verhouding met zijn secretaresse. Omdat zijn echtgenote na de bevrijding weigerde te scheiden, verbrak zijn nieuwe liefde de relatie. De worsteling van een zwaar aangeslagen Van Mook met zijn emoties, samenvallend met het escalerende dekolonisatieconflict met de eerste politionele actie als dieptepunt, maakt het centrale hoofdstuk in de biografie over de jaren 1945-1948 tot een waar Grieks treurspel. Van Mook figureert erin als een tragische held die naarmate hij de greep op de gebeurtenissen verloor en zich door iedereen verlaten en onbegrepen voelde, van de weeromstuit steeds monomaner opereerde om al doende het tegenovergestelde te bewerkstelligen van wat hij beoogde, om uiteindelijk op pijnlijke wijze de laan te worden uitgestuurd. Met de uitvoerige weergave van wat zich privé allemaal achter de schermen afspeelde in deze jaren – de politieke verwikkelingen zijn slechts achtergrond – maakt Van den Berge het zeer aannemelijk dat Van Mooks persoonlijke omstandigheden zijn weerslag wel moet hebben gehad op zijn werk als landvoogd. Maar in hoeverre en op welke wijze zij zijn doen en laten hebben beïnvloed, daar laat hij zich niet over uit. Het wordt aan de lezer overgelaten eigen conclusies te trekken. Terwijl het dekolonisatiechapiter al zeer dramatisch is, de hoofdstukken daaropvolgend zijn welhaast nog aangrijpender en vormen het beste deel van het boek. Van den Berge beschrijft in al zijn details, maar toch ook geserreerd, de teloorgang van zijn hoofdpersoon. Het is een treurig relaas over een gedesillusioneerd man die niet alleen zijn ideaal niet had weten te verwezenlijken, maar ook nog eens zijn thuisland verloor. Daarbij was zijn nieuwe liefde uit zijn leven verdwenen. Na Indonesië kwam het niet meer goed met hem. Het is schrijnend te lezen hoe Van Mook, zich in Nederland niet thuis voelend en ook om zijn gezin te ontvluchten, uitweek naar de Verenigde Staten met zijn nieuwe levenspartner – zijn laatste secretaresse in Indonesië – in de hoop daar een nieuwe carrière te kunnen opbouwen. Het werd een deceptie. Zwervend van de ene tijdelijke functie naar de andere kwam hij tot de slotsom dat ook daar niemand op hem zat te wachten. Zijn rol op het (inter)nationale toneel was definitief uitgespeeld. Volledig op een dood spoor beland, vestigde hij zich tenslotte in Zuid-Frankrijk, alwaar hij zich schamend voor zijn leeg bestaan en zijn ongemakkelijke privéomstandigheden afsloot van de buitenwereld, om daar kort voor zijn 71ste verjaardag te overlijden. Al met al heeft Van den Berge op knappe wijze een bovenal menselijk beeld van Van Mook geschetst. Zijn relaas biedt inzicht in wie hij werkelijk was: een naar de buitenwereld toe imposante man die achter zijn zelfverzekerde voorkomen eenzaam en ongelukkig was. Die paradox alsmede het contrast tussen zijn zo glansrijk en boeiend leven in de schijnwerpers in Indonesië en zijn vastgelopen carrière en ontworteld bestaan daarna is wat de onthullende biografie ondanks zijn tekortkomingen zo fascinerend maakt en het lezen meer dan waard. ; The biography is about the personal life of the last Governer-General of colonial Indonesia, H.J. Van Mook (1942-1948)
BASE
Tom van den Berge, H.J. van Mook 1894-1965. Een vrij en gelukkig Indonesië
In: Tijdschrift voor sociale en economische geschiedenis: t.seg, Band 12, Heft 1, S. 101
ISSN: 2468-9068