Search results

During the Second World War, crime rates skyrocketed in the occupied Netherlands, particularly concerning theft and other offences against property. These crimes were committed by both those who had been convicted in the prewar period and previously 'well-behaved' citizens. Some of them felt forced to steal by the circumstances, others took advantage of the situation for their own benefit.
How did suspects justify their acts? Did they consider theft during the occupation to be a crime, or not? And how did Dutch judges pass judgement concerning property crimes? Did they have compassion for stealing compatriots, or did they consider theft in times of scarcity and increasing poverty to be a great danger, which should be severely punished? In this book, historian Jan Julia Zurné uses case files and verdicts by Dutch courts to provide insight into the lives, experiences and motivations of wartime thieves.

This book presents a classic legal study of banning organisations in Dutch law.
One of the main research questions is when, according to our law, an organisation is right for a ban. Must the organisation commit criminal offences, or are there other starting points for banning it?
Another key question is what kind of organisations can be banned. Are, for example, political parties and denominations excluded, given the special function of these organisations in our society? Other important questions are how the procedure works, which body is authorised to ban and how legal protection against a ban is designed.
In answering these questions, the author focuses on the fundamental question of the extent to which the regulation complies with the requirements arising from the freedom of association enshrined in our Constitution and treaties binding under international law. By no means all regulations meet these requirements. With a comparative law analysis of German and French law, the author makes recommendations to improve our prohibition regime on these issues

The Grand Pensionary (Dutch: raadpensionaris) of Holland was often seen by his contemporaries as the leader of the Dutch Republic. This is not surprising. Holland was the most powerful region, and, in practice, the Grand Pensionary of Holland therefore determined politics not only in his own region, but often also in the States General. Historians have also questioned whether he was a servant (minister) or director (prime minister) of the States of Holland. To gain a better understanding of what the somewhat ambiguous office of Grand Pensionary entailed, Jaap de Haan compares the administration of three seventeenth-century office holders: Johan van Oldenbarnevelt, Johan de Witt and Gaspar Fagel. He distinguishes an administrative, an executive, a political and a representative function. The first minister in Spain, England, France, Sweden and Brandenburg – the counterpart of the Grand Pensionary – also exercised these four functions. The Grand Pensionary of Holland can therefore be considered the prime minister of the Republic.

This book was prepared with the purpose of facilitating the understanding of a relevant dimension of the contemporary metamorphosis of the world of work: the emerging, complex, heterogeneous, dynamic and blurred constellation of work activities mediated by digital platforms. This specific variety of process digitization is designated here by the name digitrab, an acronym for digital work.

Na rechten in Amsterdam te hebben gestudeerd,werkte F.H.M. Grapperhaus (1927-2010) als belastingconsulent. Hij promoveerde in Tilburg op een onderzoek waarin hij de leer van het globale evenwicht uitwerkte. Als staatssecretaris van Financin in het kabinet-De Jong (1967-1971) loodste hij onder meer de nieuwe, op Europese leest geschoeide, omzetbelasting door het parlement. In deze hoedanigheid raakte hij naar eigen zeggen geobsedeerd door het streven naar vereenvoudiging van de belastingwetgeving. Na een intermezzo als bankier, was hij geruime tijd hoogleraar belastingrecht aan de Leidse universiteit. Zijn academische verplichtingen combineerde hij met werkzaamheden als onafhankelijk adviseur bij een groot kantoor. Als fiscale wetenschapper ging Grapperhaus vanaf enig moment steeds nadrukkelijker het verschijnsel belastingen in historisch perspectief benaderen, zonder zijn belangstelling voor beleidsmatige fiscale vraagstukken te verliezen. In deze studie wordt Grapperhaus met name als fiscalist belicht, mede aan de hand van de verschillende levensfasen die hij heeft doorgemaakt

Duurzaamheid is uitgegroeid tot een van de belangrijkste pijlers van het beleid van de Europese Unie (EU) op het gebied van economie en samenleving. Toch kan het streven naar duurzaamheid tot in de haarvaten van de Europese economie en samenleving soms leiden tot spanningen met het bestaande EU-recht. Duurzaamheid was vaak nog geen doelstelling toen bepaalde Uniewetgeving werd afgekondigd of toen het Hof van Justitie van de EU richtinggevende uitspraken deed. De auteurs in deze bundel bespreken zodoende deze spanningen binnen het staatssteun-, mededingings-, kartel-, aanbestedings-, biodiversiteit- en consumentenrecht, om zo de vinger te leggen op de 'zere' plekken waar duurzaamheid mogelijk schuurt met het geldende Unierecht. Met andere woorden, waar het huidige (EU) recht de verwezenlijking van een duurzaam Europa (eventueel) kan bemoeilijken