Communism and its demise. Real socialism. Decline and fall of socialism. The demise of communism in Central Europe. The collapse of the Soviet Union -- Shock therapy vs. gradualism. The radical reform program : a big bang. Gradual reform programs. Rent seeking : the scourge of transition. Criticism of radical reform after the Russian financial crash -- Output : slump and recovery. Sharp decline in recorded output and varied recovery. Exaggeration of the slump. Radical reform : least decline and early recovery. Late reformers : surged after 1998 -- Liberalization : the creation of a market economy. Different strategies of deregulation. Liberalization of foreign trade. Labor market policy. Combat of monopoly : gas and coal. A big bang : vital in deregulation -- From hyperinflation to financial stability. Establishing national currencies. Radical fiscal adjustment was key. Tax policy : from social democratic to liberal. Monetary policy : from loose to strict. Exchange rates : currency board or free float. Dramas of financial stabilization -- Privatization : the establishment of private property rights. Differing aims of privatization. Small-scale privatization : if started, swiftly done. Large-scale privatization : the biggest headache. Privatization of land, real estate, and housing. New enterprise development : the ultimate success. Great achievements of privatization. Vital : speed and legitimacy of property rights -- An inefficient social system. Incomes : differentiation and poverty. Life and health. Education adjusting to demand. Social transfers and pension reform. Alternative social models -- Democracy vs authoritarianism. Democratic breakthrough : critical for successful transformation. An under-reform trap. Renewed democratization : colored revolutions. Parties, electoral rules, and constitutions. How to tame the leviathan : reform of the communist state. Public opinion and ideology. Democracy and democracy aid -- From crime toward law. An explosion of crime. Attempts at building a legal system. Corruption : the bane of transition -- The role of oligarchs. Who are the oligarchs? The economics of oligarchy. The politics of oligarchy. Complaints : a matter of ideology. A question of property rights. Putin's alternative : centralized dictatorship -- The role of international assistance. The dream of Europe. Western failure to act in the East. Trade policy : a gulf between the EU and the CIS. International assistance : insufficient but crucial -- Conclusions : a world transformed. Different models. Achievements and revelations. Why certain polices worked while others did not.
Verfügbarkeit an Ihrem Standort wird überprüft
Dieses Buch ist auch in Ihrer Bibliothek verfügbar:
In: Nguyen , H 2014 , ' Farmers´ land tenure security in Vietnam and China : Legislative changes and challenges ' , Doctor of Philosophy , University of Groningen , [S.l.] .
Vietnam introduceerde een stelsel van publieke landeigendom bij de vestiging van de socialistische staat. Er is echter een langdurige discussie geweest over de vraag of dit het juiste stelsel is. Na de economische hervorming van 1986 zijn de sociaal-economische omstandigheden van het land dramatisch veranderd. Vietnam is een land geworden in de zogeheten middengroep; het maakt de overgang naar een industriële economie. Deze veranderingen gaan gepaard met kansen en problemen voor de agrarische sector, gelegen op het terrein van de grenzen aan de productiviteit en aan de aan het land gerelateerde investeringen. Dit was aanleiding voor een heropening van het debat over de eigendom van de grond. In feite heeft de staat een herziening van de wetgeving op dit terrein gevraagd om zo de investeringsbereidheid van de boeren te stimuleren. Om verschillende redenen, waaronder ook politiek-ideologische, is echter het stelsel van het publieke eigendom van de grond onveranderd gebleven. In plaats daarvan heeft Vietnam zich gericht op de gebruikszekerheid van de landbouwgrond om de investeringsbereidheid te versterken. Is deze aanpak nu de juiste om de met het land verbonden investeringen een impuls te geven, gezien de veranderende sociaal-economische context in Vietnam? Om deze vraag te beantwoorden heb ik een rechtsvergelijkend onderzoek gedaan naar de zekerheid van de gebruiksrechten op landbouwgrond naar Vietnamees en Chinees recht. In het onderzoek staat centraal het opsporen van de sterkte en zwakte van de gebruiksrechten van de boeren in beide landen en de evaluatie daarvan. De belangrijkste bevindingen zijn: (1) ondanks nog aanwezige beperkingen is de wettelijk vastgelegde gebruikszekerheid van hun grond voor de boeren in beide landen beduidend verbeterd, (2) de bevindingen omtrent de ontwikkeling van de Chinese gebruikszekerheid van hun land voor de boeren zijn een duidelijke bevestiging voor de constatering dat Vietnam op de goede weg is door de gebruikszekerheid van de boeren te vergroten om zo de bereidheid tot investeren te stimuleren, en (3) de ervaringen in China en Vietnam vormen een nuttig voorbeeld voor andere economieën in transitie waarmee men rekening kan houden wanneer zij efficiency en gelijkheid van landgebruik op de politieke agenda zetten. ; Vietnam established a public land ownership regime when starting a socialist state. However, there has been a long established debate on the appropriateness of such a regime. Since an economic reform took place in 1986, the socio-economic conditions of the nation have changed dramatically. Vietnam has become a middle-income country, transforming substantively into an industrial economy. The changes have brought opportunities as well as challenges to the agricultural sector such as limits in land productivity and land-related investment. This leads to the revisiting of the debate. In fact, the State demands a reconsideration of land laws to improve farmers' investment incentives. Yet, due to several reasons including the political ideology, the regime of public land ownership has remained in effect. Instead, Vietnam is approaching the security of farmers' land rights to increase land investment. Is this approach appropriate to spur land-related investment in the changing socio-economic context? To answer this question, I conducted a PhD comparative research on the security of farmers' land rights under the Vietnamese and Chinese laws. The research aims to evaluate the strengths and weaknesses of the farmers' land tenure security in both countries and to confirm the right direction of the reform approach. The main findings are (i) despite the limits, the legal security of farmers' land rights has been improved significantly in both countries, (ii) the finding on the evolution of the Chinese farmers' tenure security restates firmly that Vietnam has been moving in a right direction in enlarging tenure security to boost investment incentive, and (iii) the experience of China and Vietnam could be a useful reference for other transition economies to take into consideration in addressing land use efficiency and equality.
One of the core assumptions of recent American foreign policy is that China's post-1978 policy of "reform and openness" will lead to political liberalization. This book challenges that assumption and the general relationship between economic liberalization and democratization. Moreover, it analyzes the effect of foreign direct investment (FDI) liberalization on Chinese labor politics. Market reforms and increased integration with the global economy have brought about unprecedented economic growth and social change in China during the last quarter of a century. Contagious Capitalism contends th
Gedurende de eerste tien jaar na afloop van de oorlog stond de rijstmarkt in Vietnam onder sterke controle van de overheid en werd de handel gedomineerd door overheidsbedrijven. Ongeveer 20 jaar geleden is een proces van liberalisering in gang gezet. De rijstproductie is sterk gestegen. In de 80er jaren kende het land nog rijsttekorten, maar inmiddels is Vietnam uitgegroeid tot de tweede rijstexporteur ter wereld. Deze ontwikkelingen in de rijstmarkt zijn mede mogelijk gemaakt door het overheidsbeleid. Op macro niveau heeft de transitie van een centraal geplande economie naar een markteconomie geleid tot een verandering van instituties, die vervolgens grote invloed hebben gehad op het gedrag van verschillende actoren in de markt. De economische hervormingen hebben het gedrag van handelaren beïnvloed (bijvoorbeeld hun strategie ten aanzien van de aankoop, de verkoop, het transport, de opslag, etc.). Deze studie analyseert het huidige marktsysteem en de organisatie van de binnenlandse handelskanalen voor rijst in Vietnam. In het bijzonder zijn de marktstructuur en de relaties tussen verschillende actoren bestudeerd. Ook is getracht de effectiviteit en de efficiency van de commerciële dienstverlening te beoordelen. Tevens worden enkele aanbevelingen gedaan voor het ontwikkelen van marketing strategieën, handelspolitiek, regulering, instituties en diensten teneinde de private en coöperatieve rijstproductie verder te bevorderen. Beoogd wordt een bijdrage te leveren aan de beleidsdiscussie tussen overheid en private sector en, in het bijzonder, aan het proces van transitie van publieke interventies naar meer markt georiënteerde regels. Voor dit onderzoek is gebruikt gemaakt van de 'Structure, Conduct, Performance (SCP)' en de 'marketing channel' benadering. Ook zijn de inzichten van de economische institutionele theorie toegepast. Deze benaderingen en theorieën zijn als richtsnoer gebruikt om de verschillende aspecten van het probleem te identificeren. Het dynamische SCP model, dat laat zien dat de drie onderscheiden niveaus op elkaar inwerken als de competitie imperfect is, is toegepast. Dit model is een handig instrument om de kluwen van marktkarakteristieken te ontwarren. De studie analyseert de marketing kosten en de marges. Ook is getest op lange en korte termijn marktintegratie tussen verschillende marktplaatsen, teneinde een uitspraak te kunnen doen over de efficiency van de markt. Tenslotte is geprobeerd zicht te krijgen op de aanpassingsprocessen die zich voordoen in de markt om na te gaan in hoeverre er prikkels bestaan om het huidige marktsysteem verder te verbeteren. De data voor deze studie zijn verkregen via primaire en secundaire bronnen. Het secundaire materiaal betreft historische data over de rijstproductie, verhandelde hoeveelheden op de markt, gemiddelde wekelijkse en maandelijkse prijzen op de belangrijkste rijstmarkten in de Mekong River Delta. Primaire data zijn verzameld middels gestructureerde interviews met boeren, handelaren (opkopers, groothandelaren en detaillisten), rijstmolenaars, overheidsbedrijven en enkele experts betrokken bij de rijstmarkt. Het resultaat van de marktstructuur analyse geeft aan dat de binnenlandse rijstmarkt in Vietnam gekarakteriseerd wordt door competitie. Over het algemeen zijn er geen belangrijke toetredingsbarrières tot de rijstmarkt waargenomen; is de mate van concentratie van de handel gering; zijn de verschillende rijstsoorten in sterke mate homogeen; en is informatie over de markt eenvoudig te verkrijgen. Het handelskanaal waarlangs paddy/rijst zijn weg vindt van boer tot finale consument is complex. In totaal acht belangrijke handelskanalen zijn in kaart gebracht. In het binnenlandse handelscircuit spelen private rijsthandelaren, waaronder opkopers, groothandelaren, 'brokers' en kleine molenaars, een belangrijke rol in de rijstdistributie op lokaal en interregionaal niveau. De vrijemarktpolitiek in Vietnam heeft een aantrekkelijk klimaat geschapen voor de private rijsthandel. In tegenstelling tot de internationale transacties zijn de nationale handelsstromen volledig geliberaliseerd. Echter, als gevolg van de regelgeving, controleren een selecte groep grote molenaars ('millers/polishers') en in het bijzonder de staatsbedrijven, de export transacties. Met betrekking tot het marktgedrag laat de studie zien dat de handelaren verschillende functies vervullen: transport, opslag, onderhandelen, verwerking (malen), marktinformatie en financiering. De boot is het meest gebruikte transportmiddel in de Mekong River Delta. Kosten voor transport, laden en lossen, verschillen niet veel tussen de handelaren. Opslag is meer van belang voor de molenaars ('millers/polishers') teneinde aanvoer voor de rijstmolen te garanderen. Opslag voor speculatie is van ondergeschikt belang voor de rijsthandelaren. Handelskrediet speelt een relatief belangrijke rol voor transacties tussen groothandelaren en detaillisten en transacties tussen molenaars en staatsbedrijven. De groothandelaren kunnen handelskrediet geven aan detaillisten middels het toestaan van uitgestelde betalingen. Daarentegen kunnen molenaars vooraf geld ontvangen van staatsbedrijven teneinde de gewenste hoeveelheden op te kopen. In het binnenlandse vrije marktsysteem zijn de handelaren flexibel en maken zij een weloverwogen keuze uit potentiële aanbieders en afnemers. De meeste transacties zijn niet gebaseerd op vaste handelsrelaties. Echter, sommige actoren ontwikkelen meer permanente handelsrelaties, gebaseerd op reputatie en vertrouwen. Deze contacten zijn aangegaan op basis van vrijwilligheid. De analyse van het marktresultaat ('performance') laat zien dat de rijstproducenten en handelaren de juiste rijstkwaliteiten in de markt aanbieden om in de preferenties van de consumenten te voorzien. De handelskanalen voor de binnenlandse markt zijn operationeel en bieden de gewenste commerciële diensten aan. Afhankelijk van het gebruikte criterium zouden opkopers en detaillisten als de meest efficiënte handelaren gezien kunnen worden omdat zij de hoogste winst, uitgedrukt in procenten van de kostprijs, realiseren. Daarentegen lijken molenaars inefficiënt omdat zij een lager winstpercentage op de kostprijs behalen. Echter, als de netto winstmarges over het geïnvesteerde kapitaal worden vergeleken dan is het resultaat geheel anders: molenaars realiseren de hoogste netto winstmarge op het geïnvesteerde kapitaal en detaillisten de laagste winstvoet. De resultaten laten zien dat de laatstgenoemde winstvoeten redelijk zijn en sporen met de door de bank geheven interest op krediet. Dit wordt gezien als een indicatie dat concurrerende krachten in de markt operationeel zijn. Met betrekking tot marktintegratie laten de resultaten van het onderzoek zien dat alle marktplaatsen in de Mekong River Delta in sterke mate geïntegreerd zijn. Rijstprijzen op de binnenlandse markt volgen de prijzen in Ho Chi Minh City en de export prijzen zoals vastgesteld door de overheid. Vanwege de lange afstand zijn de markten in het noorden nauwelijks geïntegreerd met de markten in de Mekong River Delta. Voor wat betreft de internationale transacties wordt geconcludeerd dat de export prijzen, die vastgesteld zijn door de overheid, in sterke mate samenhangen met de wereldmarktprijs voor rijst uit Thailand (de grootste exporteur op de rijstmarkt). Hieruit volgt dat het proces van prijsvorming op de binnenlandse markt samenhangt met de prijsontwikkelingen op de wereldmarkt. Dit betekent ook dat de 'floor-price policy' van de Vietnamese overheid de prijsontwikkelingen op de wereldmarkt volgt. In het algemeen wordt geconcludeerd dat het proces van competitie en de ontwikkeling van instituties in de markt een aantrekkelijke omgeving hebben gecreëerd om barrières voor de verdere verbetering van de efficiëntie van de markt weg te nemen. Dit verklaart waarom de markt in Vietnam, en in het bijzonder in de Mekong River Delta, concurrerend op de wereldmarkt is geworden. De private sector heeft sterk gereageerd op de prikkels die de liberale marktpolitiek hen heeft gegeven. Het huidige marktsysteem wordt gekarakteriseerd door een groot aantal op kleine schaal opererende agenten. Daarnaast zijn het vooral de molenaars en groothandelaren die op grotere schaal opereren en de binnenlandse en internationale markten bevoorraden. Zowel bij de private als bij de door de staatsbedrijven gecontroleerde handelskanalen vindt een proces van verbetering plaats als gevolg van de liberale handelspolitiek. Echter, er zijn nog steeds mogelijkheden om verdere verbeteringen te realiseren in het private marktsysteem. Enkele problemen met betrekking tot toetredingsbarrières; toegang tot krediet; en toegang tot marktinformatie, zijn in de tekst besproken. Van belang is te constateren dat de boerderijen en de voedselbedrijven van de staat nog steeds de exportsector domineren. Tot op de dag van vandaag vindt het grootste deel van de op de markt verhandelde productie zijn weg naar de finale consument via een van deze organisaties (in het bijzonder via de door de staat beheerde molens, de bevoorrading van detaillisten en de controle op export transacties). Dit laat zien dat de privatisering nog een lange weg heeft te gaan. De cruciale vraag voor de toekomst is te weten hoe dit gerealiseerd kan worden zonder een stabiel binnenlands aanbod in gevaar te brengen.
Economics - Betaalbare huisvesting, toegankelijke, kwalitatief goede zorg en een redelijk pensioen na een werkzaam leven zijn pijlers van de verzorgingsstaat waaraan Nederlanders grote waarde toekennen. Deze verworvenheden staan als gevolg van demografische, maatschappelijke en economische ontwikkelingen echter steeds meer onder druk. We staan aan de vooravond van ingrijpende hervormingen binnen de woningmarkt, de zorg en het pensioenstelsel. Tegelijkertijd circuleren er al geruime tijd plannen voor het 'ontschotten' en verbinden van deze afzonderlijke domeinen. De bijdragen in deze bundel laten zien dat er al veel onderzoek wordt gedaan naar de toekomst van wonen, zorg en pensioenen. In de praktijk wordt bovendien op tal van plaatsen al geëxperimenteerd met vormen van innovatieve en intersectorale dienstverlening. Maar tevens wordt duidelijk dat er nog veel kennisvragen resteren. Met deze bundel wil de WRR bijdragen aan een geïnformeerd maatschappelijk debat over de toekomst van wonen, zorg en pensioenen.
Born out of the collapse of the USSR, Kyrgyzstan has been notable for its struggle to develop a pluralist polity and free market, an attempt that distinguishes it from some of its more authoritarian neighbors. This volume introduces students and businessmen to this most attractive of republics, offering an overview of its history, politics, economic development, and place in the international community. In particular, it focuses on the problematic nature of political development, with democratic and pluralist impulses struggling to survive against the dominance of more traditional forms of gov.
Ch. 1.The Puzzle of Risky Reforms in Unstable Democracies --Ch. 2.The Insufficiency of Existing Arguments --Ch. 3.A New Explanation of Adjustment Politics --Ch. 4.Economic Deterioration and Postponed Adjustment in the 1980s --Ch. 5.The Initiation of Neoliberal Adjustment --Ch. 6.Populist Politics and Economic Restructuring --Ch. 7.The Political Sustainability of Neoliberalism and Neopopulism in Argentina and Peru --Ch. 8.The Fitful Course of Market Reform in Brazil and Venezuela --Ch. 9.Theoretical Implications and Cross-Regional Perspectives.
Verfügbarkeit an Ihrem Standort wird überprüft
Dieses Buch ist auch in Ihrer Bibliothek verfügbar:
Cover; Half-title; Series-title; Title; Copyright; Dedication; Contents; Figures and Tables; Acknowledgments; Abbreviations; 1 Introduction; 2 Some Concepts and Their Application to Russia; 3 Symptoms of the Failure of Democracy; 4 The Russian Condition in Global Perspective; 5 The Structural Problem; 6 The Policy Problem; 7 The Institutional Problem; 8 Can Democracy Get Back on Track?; References; Index.
Verfügbarkeit an Ihrem Standort wird überprüft
Dieses Buch ist auch in Ihrer Bibliothek verfügbar:
Sedert Bismarcks tijd is de sociale zekerheid gegroeid van een bescheiden reeks sociale verzekeringen tot het specifiek systeem van algehele bestaanszekerheidswaarborging van de industriële samenleving, integraal element tevens van de arbeidsverhoudingen. Naast de juridische en economische aspecten van deze evolutie verdienen de sociologisch en institutionele determinanten ervan te weinig aandacht. Uit onderzoek (1976) blijkt dat, ondanks het grote volume der ingezette middelen, een vrij groot deel van de bevolking financieel bestaansonzeker blijft, d.w.z. een inkomen heeft beneden inductief opgestelde minimum-inkomensnormen. Deze bestaansonzekerheid is bovendien bepaald door de bestaande sociale stratificatie (determinantenmodel). De relatieve ondoelmatigheid van de sociale zekerheid (anders gezegd : van het inkomensverherdelingssysteem) kan verklaard worden, sociaal, door de levenswijze van de onderscheiden categorieën die leidt tot ongelijke deelname aan het stelsel der sociale voorzieningen; politiek door de inhoud en de vorm van het proces van besluitvorming dat leidt tot een systeem van sociale voorzieningen veeleer gericht op de brede middenlagen van de bevolking dan op de onderste lagen. Dit is een illustratie van het zgn. Mattheuseffect. Deze interpretatie van het sociale zekerheidsgebeuren leidt tot een bepaalde visie op het beleid inzake de hervorming ervan.
Based on extensive archival research in Portugal, India, England, and France, this work provides the first monographic study of a crucial, yet hitherto ignored period in the history of Portugal's Asian empire: the years ca. 1640-1683. Ames' revisionist work demonstrates that, contrary to the tradition-al view of the inevitable decline and stagnation of the Estado da India after ca. 1640, these were years of innovative and dynamic reform which brought about the geo-political and economic stabilization of Portuguese Asia by 1683. The book details this fundamental shift in Crown policy toward Asia as initiated by Prince Regent Pedro of Braganza (1668-1702) and carried out most effectively by Viceroy Luis de MedonHa Furtado e Albuquerque. - Dit boek is gebaseerd op uitgebreid onderzoek in archieven in Portugal, India, Engeland en Frankrijk en is de eerste monografische studie van een cruciale, maar totnogtoe weinig bestudeerde periode in de geschiedenis van Portugals Aziatische rijk: de jaren 1640-1683. Ames' revisionistische werk laat zien dat in tegenstelling tot het traditionele beeld van onvermijdelijk verval en stagnatie in het Estado da India na 1640, deze jaren een vernieuwende en dynamische hervorming laten zien die de geo-politieke en economische stabilisatie van Portugees Azië rond 1683 tot gevolg hadden. Glenn Ames gaat in op de details van deze fundamentele verandering in het koloniale beleid jegens Azië zoals dat werd geïnitieerd door prins Regent Pedro van Braganza (1668-1702) en later zeer effectief in praktijk werd gebracht door Viceroy Luis de Medonça Furtado e Albuquerque.
In response to the contributions by Davids-'t Hart, De Vries, and De Munck we emphasise that our book Nederland en het poldermodel [The Netherlands and the Polder Model] has been written for a general audience and therefore does not provide a detailed theoretical framework, nor a large number of graphs and tables. We have focused on the territory of the Netherlands, fully aware that this was not a (politically or economically) coherent territory before the sixteenth century, but any other choice would have been equally arbitrary. In the Middle Ages the region developed much like other, neighbouring parts of Western Europe, but whereas elsewhere the rise of centralised states and absolutist monarchs endedthe development path based on bottom-up institutions, the successful Dutch Revolt and the formation of the decentralised Dutch Republic ensured much more continuity. We share the assessment of our critics that the transformation from this institutional structure via the mid-nineteenth century phase of 'liberalisation' into the new corporatism of the late nineteenth and twentieth centuries is still incompletely understood.Nederland en het poldermodel. Een repliekIn reactie op de bijdragen van Davids-'t Hart, De Vries en De Munck benadrukken we dat het boek Nederland en het poldermodel geschreven is voor een breder publiek en daardoor niet het uitgewerkte theoretische kader noch een overdaad aan tabellen en grafieken bevat. We hebben ons daarbij gericht op het grondgebied van het huidige Nederland, hoewel dat tot in de zestiende eeuw geen duidelijke eenheid bezat – in economische noch in politieke zin. Tot ver in de middeleeuwen kendedit gebied een ontwikkelingsgang die sterke parallellen vertoonde met de rest van West-Europa. Maar daar waar elders de middeleeuwse erfenis van institutievorming van onderop met de opkomst van gecentraliseerde staten en absolutistische ambities afgesloten wordt, zet deze ontwikkelingslijn zich in de Republiek met haar gecentraliseerde staatsvorm voort. We delen het oordeel van onze critici dat de complexe overgang van deze vroegmoderne institutionele structuur naar hettwintigste-eeuwse poldermodel, een overgang die gekenmerkt wordt door een fase van liberalisering en institutionele hervormingen (vanaf 1798 tot ongeveer 1870) gevolgd door een hernieuwde beweging van 'bottom-up' collectieve actie, nog meer duiding verdient.
In response to the contributions by Davids-'t Hart, De Vries, and De Munck we emphasise that our book Nederland en het poldermodel [The Netherlands and the Polder Model] has been written for a general audience and therefore does not provide a detailed theoretical framework, nor a large number of graphs and tables. We have focused on the territory of the Netherlands, fully aware that this was not a (politically or economically) coherent territory before the sixteenth century, but any other choice would have been equally arbitrary. In the Middle Ages the region developed much like other, neighbouring parts of Western Europe, but whereas elsewhere the rise of centralised states and absolutist monarchs ended the development path based on bottom-up institutions, the successful Dutch Revolt and the formation of the decentralised Dutch Republic ensured much more continuity. We share the assessment of our critics that the transformation from this institutional structure via the mid-nineteenth century phase of 'liberalisation' into the new corporatism of the late nineteenth and twentieth centuries is still incompletely understood. This review is part of the discussion forum 'Nederland en het poldermodel' (Maarten Prak and Jan Luiten van Zanden). Nederland en het poldermodel. Een repliekIn reactie op de bijdragen van Davids-'t Hart, De Vries en De Munck benadrukken we dat het boek Nederland en het poldermodel geschreven is voor een breder publiek en daardoor niet het uitgewerkte theoretische kader noch een overdaad aan tabellen en grafieken bevat. We hebben ons daarbij gericht op het grondgebied van het huidige Nederland, hoewel dat tot in de zestiende eeuw geen duidelijke eenheid bezat – in economische noch in politieke zin. Tot ver in de middeleeuwen kende dit gebied een ontwikkelingsgang die sterke parallellen vertoonde met de rest van West-Europa. Maar daar waar elders de middeleeuwse erfenis van institutievorming van onderop met de opkomst van gecentraliseerde staten en absolutistische ambities afgesloten wordt, zet deze ontwikkelingslijn zich in de Republiek met haar gecentraliseerde staatsvorm voort. We delen het oordeel van onze critici dat de complexe overgang van deze vroegmoderne institutionele structuur naar het twintigste-eeuwse poldermodel, een overgang die gekenmerkt wordt door een fase van liberalisering en institutionele hervormingen (vanaf 1798 tot ongeveer 1870) gevolgd door een hernieuwde beweging van 'bottom-up' collectieve actie, nog meer duiding verdient. Deze repliek maakt deel uit van het discussiedossier 'Nederland en het poldermodel' (Maarten Prak and Jan Luiten van Zanden).
Op initiatief van de federale overheid heeft het Belgische stelsel van werkloosheidsverze-kering sinds 2004 belangrijke veranderingen ondergaan. Het principe van de toekenning van uitkeringen voor onbepaalde duur werd versterkt door de afschaffing van het zogenaamde 'artikel 80', dat de uitkeringsduur enkel voor samenwonende werklozen beperkte. Gelijktijdig is de opvolgingsprocedure voor de Activering van het Zoekgedrag naar Werk (kortweg "opvolging ") stapsgewijs ingevoerd. Deze procedure voorziet dat een consulent van de RVA ("facilitator") tijdens periodieke individuele gesprekken de zoekinspanningen van de werklozen evalueert. Door deze nieuwe procedure lopen alle werklozen die onvoldoende zoeken, het risico op een al dan niet tijdelijk verlaging of schorsing van de werkloosheidsuitkering. Laat ons nog verduidelijken dat de "opvolging" stapsgewijs werd ingevoerd: vanaf juli 2004 betrof de regeling enkel de min dertigjarigen, vanaf juli 2005 de min veertigjarigen en vanaf juli 2006 de min vijftigjarigen. Dit nieuwe plan blijft omstreden: Voor de enen wordt "op werklozen gejaagd", voor de anderen is het plan een essentieel bestanddeel van elk beleid dat de werkloosheid bestrijdt. Vinden werklozen nu sneller een baan met dat opvolgingsplan ? Zo ja, geldt dat voor alle gewesten en voor alle werklozen, en gaat dat niet ten koste van de kwaliteit van de tewerkstelling ? Op initiatief van de federale regering zijn er sedert 2004 in België belangrijke hervormingen in de werkloosheidsverzekering doorgevoerd. De Activering door de RVA van het Zoekgedrag naar Werk (kortweg "opvolging") is hier een essentieel onderdeel van. Ons onderzoek richt zich in hoofdzaak op dit onderdeel van de hervorming. De "opvolging" werd stapsgewijs ingevoerd : vanaf juli 2004 betrof de regeling enkel de min dertigjarigen, vanaf juli 2005 de min veertigjarigen en vanaf juli 2006 de min vijftigjarigen. Ze verving geleidelijk het oude zogenaamde 'artikel 80', dat de uitkeringsduur voor samenwonende werklozen beperkte. Op die manier geldt in de Belgische werkloosheidsverzekering meer dan ooit het principe van de toekenning van uitkeringen voor onbepaalde duur Wat is de "opvolging"? De "verwittiging" is een essentieel onderdeel van de "opvolging". Deze wordt ongeveer 8 maanden voor het eerste evaluatiegesprek aan de werklozen verzonden om hen op de hoogte te brengen van hun verplichtingen en van het verloop van de procedure. Werklozen jonger dan 25 jaar ontvangen deze brief na een uitkeringsperiode van minstens 7 maanden en de anderen na 13 maanden. Indien de zoekinspanningen in het eerste evaluatiegesprek onvoldoende worden geacht, wordt de werkloze nog niet gesanctioneerd, maar wel een actieplan opgesteld. Ongeveer vier maanden later heeft een tweede gesprek plaats. Bij een negatieve evaluatie van de zoekinspanningen volgt een tijdelijke sanctie (vermindering of schorsing van de uitkering) en wordt een tweede actieplan opgesteld. Indien de zoekinspanningen een derde maal onvoldoende zijn, volgt de definitieve uitsluiting van het recht op uitkeringen. De wetgeving voorziet in beroepsprocedures. De evaluatie van de "opvolging" De kern van ons onderzoek evalueert de "opvolging" voor 25 tot 29 jaar oude uitkeringsgerechtigde werklozen die in 2004 "verwittigd" werden en waarvoor we het arbeidsmarktverleden tot eind 2006 reconstrueerden. Onze resultaten tonen aan dat de "opvolging" de overgang naar werk significant verhoogt. Dit gebeurt zelfs vooraleer er evaluatiegesprekken plaatsvinden of sancties worden opgelegd : 92 % van het effect is reeds zichtbaar vooraleer de betrokken personen worden gesanctioneerd. Dit komt omdat werklozen de controle anticiperen. Zij verhogen hun zoekinspanningen om een (negatieve) evaluatie en de gevolgen hiervan te vermijden. In Vlaanderen is het effect groter dan in Wallonië en Brussel. De controle van het zoeken is dus vooral effectief daar waar er voldoende openstaande betrekkingen beschikbaar zijn. In dat geval is de controle doeltreffender voor laag - dan voor hooggeschoolden. Wanneer er weinig vacatures zijn, lijkt de controle echter vooral de tewerkstelling van hooggeschoolden te bevorderen. Werklozen die omwille van de "opvolging" werk vinden, verdienen minder dan anderen die uitstromen uit de werkloosheid, maar niet veel minder. Door de snellere tewerkstelling blijft het inkomen van de persoon in kwestie er netto op vooruitgaan. Voor de overheid levert de "opvolging" een matig financieel voordeel op. Gemiddeld is dit voordeel per werkloze niettemin groter dan het verwachte inkomensverlies voor de werkloze. Voor de berekening hiervan houden we rekening met het verschil in uitgaven aan sociale uitkeringen en inkomsten uit belastingen en sociale bijdragen. We mogen deze conclusies niet veralgemenen naar andere leeftijdsgroepen waarvoor de opvolgingsprocedure pas later in werking trad. Zelfs indien deze conclusies ook zouden opgaan voor de volledige doelgroep van de "opvolging" (de min vijftigjarigen), blijft deze maatregel in zijn huidige vorm slechts een beperkt onderdeel van het werkgelegenheidsbeleid. In 2009, op kruissnelheid van de maatregel, ontving maandelijks 2,5 % van de uitkeringsgerechtigde werklozen een "verwittiging" van de RVA. Op basis van deze cijfers is het evident dat de opvolging van werklozen niet het wondermiddel is dat zou verklaren waarom de werkloosheid tussen 2004 en 2008 zo significant gedaald is, zoals beweerd werd door de RVA en de minister van Werk in haar evaluatie van de hervorming. Onze analyse toont aan dat de daling van de werkloosheid tussen 2004 en 2008 hoofdzakelijk volgt uit de verbetering van de conjunctuur in deze periode. De "opvolging" heeft op individueel niveau bijgedragen tot tewerkstelling van werklozen, maar gezien het relatief gering aantal werklozen waarop de "opvolging" in haar huidige vorm van toepassing is en vermits de maatregel gespreid is over vele maanden (waardoor velen ook zonder de "opvolging" de werkloosheid zouden verlaten) mag men de macro-economische impact van deze maatregel niet overdrijven. De evolutie van het aantal sancties binnen en buiten het kader van de "opvolging" Nog steeds voor de volledige doelgroep, hebben we aangetoond dat de sancties in het kader van de "opvolging" een groeiend maar beperkt aandeel vertegenwoordigen van het totaal aantal sancties. In 2009 veroorzaakte de "opvolging" iets minder uitsluitingen dan "artikel 80", de maatregel die door de "opvolging" is vervangen, maar die enkel toeliet de uitkeringen voor samenwonenden stop te zetten. Dit kan niet verhullen dat in de tweede helft van het voorgaand decennium het globale aantal sancties (inclusief deze die niets met de "opvolging" te maken hebben) sterk gestegen is, zowel in België als in alle Gewesten afzonderlijk (vooral in Wallonië). De verbeterde overdracht van informatie tussen de gewestelijke arbeidsdiensten (VDAB, FOREM en ACTIRIS) en de RVA (tengevolge van het samenwerkingsakkoord van 2004) en de toename in de koppeling van informatie van de diverse instellingen van de Sociale Zekerheid verklaren deze evoluties in belangrijke mate. In 2009 bedroeg het aantal transmissies per uitkeringsgerechtigde werkloze maandelijks 0,8 % in Brussel, 1,1 % in Vlaanderen en 1,5 % in Wallonië. Conclusie en beleidsaanbevelingen Samengevat stellen we dat de "opvolging" van de zoekinspanningen en de controle van de beschikbaarheid van werklozen noodzakelijk is en een essentieel tegenwicht vormt voor het recht op uitkeringen voor onbepaalde duur, een specifiek kenmerk van de Belgische werkloosheidsverzekering. Een hervorming van de "opvolging" is echter nodig. Enerzijds dient het eerste evaluatiegesprek na een kortere werkloosheidsduur plaats te vinden. Dit maakt de werkloze sneller bewust van zijn verplichtingen en laat toe om de voordelen van het systeem op een grotere groep werklozen te laten doorwerken. Anderzijds is volgens ons een verdere objectivering van de evaluatieprocedure nodig.