Suchergebnisse
18 Ergebnisse
Sortierung:
De internationale arbeidsorganisatie: honderd jaar, 1919-2019
In: VvA-reeks nr. 45
De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) werd opgericht in 1919 vanuit de gedachte dat sociale rechtvaardigheid een voorwaarde is voor duurzame vrede. Op 7 februari 2019 werd in Leiden de honderdste verjaardag van de ILO gevierd. In deze bundel zijn bijdragen opgenomen over het thema van het eeuwfeest, de toekomst van werk en de toekomst van de ILO. Met een toenemend aantal flexwerkers aan de "onderkant" van de arbeidsmarkt, voortschrijdende globalisering en het ontstaan van nieuwe vormen van werk - platformarbeid, zelfstandigen zonder personeel (zzp-ers) - staat de toekomst van werk in het middelpunt van de belangstelling. Waar gaat het heen, en belangrijker: waar moet het heen? De ILO heeft zich als internationale organisatie bewezen. Vrijwel alle landen van de wereld zijn lid, een behoorlijk aantal van de Conventies is geratificeerd. Een van de uitdagingen voor de komende eeuw vormt de verhouding van de ILO met multinationale ondernemingen, die in grensoverschrijdende productieketens ("global supply chains") de dienst uitmaken. Dat geldt, mede tegen die achtergrond, ook voor het toezichtmechanisme van de ILO. Is de tijd rijp voor een "global social label" of de oprichting van een internationale arbeidsinspectie?
Verdragenrecht: het internationale en Nederlandse recht betreffende de totstandkoming, werking en beëndiging van verdragen
In: Mastermonografieën staats- en bestuursrecht
De grenzen voorbij: de actualiteit van territorialiteit en jurisdictie
In: Handelingen der Nederlandse Juristen-Vereniging 149e jaargang (2019)
De kracht van wetenschap: een geschiedenis van het onderzoeksbeleid aan de KU Leuven
In 2016 vierde de Dienst Onderzoekscoördinatie van de Leuvense universiteit zijn dertigste verjaardag. De geschiedenis van deze door de gereputeerde geneticus Herman Vanden Berghe opgerichte dienst, die de voorbije decennia een sterke expansie beleefde, fungeert in dit boek als kapstok voor een ruimer verhaal over het onderzoeksbeleid aan de Leuvense universiteit. Daarbij gaat het onder meer over het streven naar excellentie, over de stimulansen voor interdisciplinair onderzoek en internationalisering, over de opkomst van de bibliometrie, over de uitbouw van een open access-beleid, over de groeiende aandacht voor wetenschappelijke integriteit, over verdeelsleutels en supercomputers, rankings en publicatiedruk, peer review en tenure track. Dit alles wordt besproken tegen de achtergrond van het Vlaamse, Belgische en Europese wetenschapsbeleid en met oog voor de internationale ontwikkelingen op het vlak van onderzoek en onderzoeksmanagement
Kurt Baschwitz: peetvader van journalistiek en communicatie
Kurt Baschwitz is één van de grote pioniers van de psychosociale wetenschap. Hij stichtte de eerste naoorlogse van de journalistenopleiding, legde de basis voor 'communicatiewetenschap & mediastudies' aan de Universiteit van Amsterdam, en was medeoprichter van de roemruchte '7e' faculteit voor Politieke en Sociale Wetenschappen aan de universiteit van Amsterdam. In het begin van de 20e eeuw werkte hij als journalist in Hamburg en vanaf 1916 vanuit het neutrale Rotterdam. Na WO I werd hij hoofdredacteur van een gezaghebbende weekblad in Duitsland. Na de machtsovername door Hitler vluchtte hij naar Amsterdam. Hij werd medewerker van het nieuwe Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) en 'privaatdocent' aan de universiteit. In de oorlog werd hij bij een razzia opgepakt, gedeporteerd naar Westerbork, maar kwam weer vrij. Na de oorlog werd hij de eerste hoogleraar Perswetenschap. Hij is de auteur van boeken over fascinerende onderwerpen als 'e massa' en de 4P's: Pers, Propaganda, Politiek en 'Persecuties' (vervolgingen), die stuk voor stuk geïnspireerd waren door zijn eigen dramatische ervaringen. Maar de 'aartsvader' dreigt ten onrechte te worden vergeten. Jaap van Ginneken vult deze leemte met de plaatsing van de unieke betekenis van het wetenschappelijk werk van Baschwitz in de geschiedschrijving van de sociale wetenschappen ingebed in een boeiend beschreven historische context
EU economic governance en het recht op collectief onderhandelen: een juridisch onderzoek naar de problematische verhouding van het Europese economische beleid en de sociale grondrechten
In: Reeks van het Belgische Genootschap voor Arbeids- en Socialezekerheidsrecht 19
Naast wetgeving maakt de Europese Unie ook gebruik van een hybride beleidsmethode, genaamd ?economic governance?, om o.a. jaarlijks aanbevelingen te geven aan de lidstaten, waarvan de EU de opvolging monitort via het Europees semester. Deze aanbevelingen hebben betrekking op de begroting en de economie, maar ook op het sociaal en werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. Terwijl de EU geen sterke wetgevingsbevoegdheden heeft inzake de sociale dimensie, maakte het ? zeker tijdens de crisis ? uitvoerig gebruik van EU ?economic governance? om ?soft law?-richtsnoeren uit te delen inzake werkgelegenheid, arbeidsrecht en sociale zekerheid. Een groot aantal aanbevelingen hadden betrekking op de loonvorming of rechtstreeks op een hervorming van het collectieve onderhandelingssysteem.00Een aanvaring met het fundamentele recht op collectief onderhandelen (en sociale dialoog) van de sociale partners was dan ook onvermijdelijk. Dit recht, dat een zekere autonomie aan de sociale partners geeft om met elkaar over sociale aangelegenheden te onderhandelen, is niet alleen beschermd door de EU-rechtsorde zelf, maar ook door de Internationale Arbeidsorganisatie en de Raad van Europa (EVRM en ESH). Het onderzoek heeft nagegaan in welke mate EU ?economic governance? problematisch is in het licht van het recht op collectief onderhandelen, wat tot schendingen van dit recht in de verschillende rechtsorden kan leiden. Uit de evaluatie van de aanbevelingen en de maatregelen trekt het onderzoek lessen voor de EU (en de lidstaten) om EU ?economic governance? beter met het recht op collectief onderhandelen te verzoenen, rekening houdend met het postcrisisklimaat en de hernieuwde aandacht voor de sociale dimensie van de EU